Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant]
[appellante]
1.[geïntimeerde1]
[geïntimeerde2]
[geïntimeerde3]
[geïntimeerde4]
[geïntimeerde5]
[geïntimeerde6]
[geïntimeerde7]
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
‘mevrouw F.E. de Vries, aldaar werkzaam’. Mr. Nome heeft het exploot ongeveer veertien dagen na 8 september en dus na het verstrijken van de termijn van hoger beroep (9 september 2020) aangetroffen in het postvakje dat hij heeft in de ruimte achter de hal op de begane grond.
Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht2002, p. 216 (nr. 3)). Die toetsing is in dit geval niet mogelijk dan wel zinvol, omdat namens [appellanten] is verklaard:
“de deurwaarder weet het niet meer”.
Parl. Gesch. Burgerlijk Procesrecht2002, p. 216 (nr. 3)). Artikel 46 Rv strekt ertoe te waarborgen dat het exploot degene voor wie het is bestemd tijdig bereikt. Dat is hier niet gebeurd. Daardoor zijn [geïntimeerden] c.s. niet beschermd in de belangen waarop artikel 46 lid 1 Rv betrekking heeft. Het hof is van oordeel dat zij door het gebrek in het exploot onredelijk zijn benadeeld, omdat zij niet tijdig, dat is binnen de beroepstermijn op de hoogte zijn geraakt van het hoger beroep van [appellanten] , maar daarvan pas veertien dagen later hoorden. Herstel van het gebrek van dit exploot is niet meer mogelijk, omdat de beroepstermijn voor het uitbrengen van een dagvaarding verstreken is. Niet is gebleken dat [appellanten] [geïntimeerden] c.s. op een andere manier tijdig hebben geïnformeerd dat zij hoger beroep instellen, bijvoorbeeld door een email of een telefonisch contact.
4.De beslissing
- € 760,- aan griffierecht
- € 6.093,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerden] c.s. (3 procespunten x appeltarief IV)