Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
raad voor de kinderbescherming,
Jeugdbescherming Gelderland,
[de vader],
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2021. De ouders hebben sinds 23 september 2021 gezamenlijk het gezag over de minderjarige. De minderjarige staat sinds 6 september 2021 onder toezicht van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland en woont bij de vader. De kinderrechter in de rechtbank Gelderland heeft op 3 december 2021 de minderjarige onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de vader, geldig tot 3 december 2022. De moeder is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, waarbij zij verzoekt om de verzoeken van de raad af te wijzen of de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing voor een kortere periode toe te wijzen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2022 heeft de moeder haar hoger beroep tegen de ondertoezichtstelling ingetrokken, waardoor het hof haar in dit deel niet-ontvankelijk verklaart. De machtiging tot uithuisplaatsing is inmiddels beëindigd, en de minderjarige woont weer bij de moeder. Het hof oordeelt dat de rechtmatigheid van de machtiging moet worden getoetst, ondanks het feit dat de periode waarvoor de machtiging gold inmiddels is verstreken. Het hof concludeert dat de kinderrechter destijds de juiste beslissing heeft genomen, gezien de omstandigheden waaronder de minderjarige bij de vader verbleef. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de kinderrechter en wijst de overige verzoeken van de moeder af.