Uitspraak
[appellant],
bij de kantonrechter: eiser,
ISC,
1.De procedure bij de kantonrechter
2.De procedure bij het hof
2.4 Deze vordering van [appellant] bevat een vermeerdering van eis, die erin bestaat dat [appellant] nu de wettelijke handelsrente in plaats van de ‘gewone’ wettelijke rente vordert. ISC heeft zich niet tegen deze vermeerdering van eis verzet. Het hof ziet ook geen reden om de vermeerdering van eis ondanks het ontbreken van verzet ertegen (‘ambtshalve’) buiten beschouwing te laten en zal dan ook beslissen op de vermeerderde eis.
3. Waar gaat het in deze zaak om?3.1 [appellant] heeft boekhoudkundige en administratieve werkzaamheden voor ISC verricht. Hij vordert betaling van onbetaald gebleven facturen. ISC weigert betaling, omdat zij in het verleden teveel aan [appellant] betaald heeft doordat ook de betalingen van facturen van [appellant] aan haar voormalig bestuurder en diens vennootschap van haar bankrekening zijn afgeschreven met behulp van machtigingen tot automatische incasso’s. Die machtigingen zijn volgens ISC niet rechtsgeldig afgegeven. ISC vindt dat zij per saldo nog een vordering op [appellant] heeft. Zij doet een beroep op verrekening met deze vordering.
3.2 De kantonrechter heeft het beroep op verrekening gehonoreerd en de vordering van [appellant] afgewezen. Volgens de kantonrechter heeft [appellant] ten onrechte gebruik gemaakt van de automatische incasso’s, zodat de met behulp daarvan van de bankrekening van ISC afgeschreven bedragen onverschuldigd zijn betaald.
3.3 Het hof komt tot een andere beslissing. Volgens het hof is onvoldoende aannemelijk dat sprake is geweest van onverschuldigde betalingen, zodat het verrekeningsverweer van ISC niet slaagt.
3.4 Het hof zal deze beslissing hierna motiveren door eerst de relevante feiten te vermelden en daarna de standpunten van partijen te bespreken. In dat verband zal het hof ook ingaan op de bezwaren (‘grieven’) van [appellant] tegen het vonnis van de kantonrechter en op de door de kantonrechter onbehandeld gelaten of verworpen verweren van ISC.
4. De relevante feiten4.1 [appellant] exploiteert een administratieadvieskantoor. Hij heeft een op 17 juli 2015 schriftelijk vastgelegde overeenkomst van opdracht gesloten met ISC. De overeenkomst komt erop neer dat hij met ingang van 1 juli 2015 onder meer de jaarrekening en de deponeringsstukken zal opstellen, administratieve gegevens zal invoeren en belastingaangiftes voor ISC zal verzorgen. Voor deze werkzaamheden is ISC maandelijks € 175,- exclusief btw verschuldigd. In een op 25 juli 2016 schriftelijk vastgelegde, aanvullende opdracht hebben partijen afgesproken dat [appellant] daarnaast met ingang van 1 juli 2016 4 uur per maand administratieve ondersteuning en 4 uur per maand managementondersteuning zal bieden. Met ingang van 1 januari 2018 zou de managementondersteuning worden teruggebracht tot 4 uur per kwartaal. De vergoeding voor de werkzaamheden van [appellant] bedraagt € 370,- exclusief btw per maand en per 1 januari 2018 € 270,- exclusief btw per maand. Op beide overeenkomsten zijn de algemene voorwaarden van [appellant] van toepassing verklaard.
4.2 Toen de overeenkomsten werden gesloten, werden de aandelen in ISC gehouden door RWIN Sportconsultancy B.V. (hierna: RWIN), de persoonlijke vennootschap van de heer
[naam2] en door Dallinga Sport Events B.V. (hierna: Dallinga B.V.) van de heer
[naam3] . Beide vennootschappen hielden 50% van de aandelen en waren bestuurder van ISC.
4.3 Per 1 januari 2018 heeft RWIN haar aandelen verkocht aan mevrouw [naam4] , die toen ook bestuurder werd van ISC. In september 2019 heeft ook Dallinga B.V. haar aandelen verkocht aan [naam4] . De koopovereenkomst is vastgelegd in een contract van
10 september 2019. De levering van de aandelen heeft kort daarna plaatsgevonden.
5.5. De beoordeling van het geschilKan ISC zich in deze procedure op verrekening beroepen?5.1 ISC heeft zich tegen de vordering van [appellant] onder meer beroepen op verrekening; zij stelt dat zij een vordering op [appellant] heeft die hoger is dan de vordering van [appellant] op haar. De vordering van [appellant] is om die reden niet toewijsbaar, meent ISC.
€ 175,- per maand uit de eerste overeenkomst en per 1 januari 2017 slechts recht heeft op
€ 370,- per maand, zo’n gedekt verweer.
5.8 Om te kunnen beoordelen of het nieuwe verweer van ISC een gedekt verweer is, moet dus worden nagegaan of ISC dat verweer in de procedure bij de kantonrechter uitdrukkelijk heeft prijsgegeven. Om die reden is het van belang na te gaan wat in de procedure bij de kantonrechter naar voren is gebracht over de hoogte van de maandelijks verschuldigde vergoeding. [appellant] heeft in de punten 3 en 4 van de inleidende dagvaarding melding gemaakt van de twee hiervoor genoemde overeenkomsten. In punt 5 heeft hij vervolgens geconcludeerd:
“
In totaal was gedaagde maandelijks derhalve € 545,- exclusief btw aan eiser verschuldigd.”
In het eerste processtuk van ICS is niet op deze stelling gereageerd.
In zijn conclusie na tussenvonnis heeft [appellant] opnieuw uiteengezet dat sprake is van twee overeenkomsten en dat die overeenkomsten naast elkaar bestaan. Daarin wordt opgemerkt:
“
De op 25 juli 2016 gesloten overeenkomst [hof: de tweede overeenkomst] betrof een aparte losstaande opdracht voor het gedurende (in totaal) acht uur per maand verrichten van administratieve ondersteuning en managementondersteuning. Voor deze werkzaamheden was gedaagde maandelijks € 370,- exclusief btw per maand verschuldigd. Deze maandelijkse vergoeding was gedaagde verschuldigd náást de maandelijkse vergoeding van € 175,- exclusief btw voor de in de opdracht van 17 juli 2015 genoemde diensten.”
ISC reageert op deze conclusie met een brief van haar gemachtigde, waarin deze onder meer schrijft:
“
Punten 1 t/m 10 spreken voor zichzelf, er is geen discussie naar aanleiding van de opdrachten van 17-07-2015 en 25-07-2016 en de hoogte van de maandelijks te betalen facturen, middels sepa.
(…)
Met deze reactie maakt ISC duidelijk dat zij kennis heeft genomen van het standpunt van [appellant] dat sprake is van twee naast elkaar staande overeenkomsten die hem ieder recht geven op een maandelijkse vergoeding en dat dit standpunt van [appellant] voor haar niet ter discussie staat. Bovendien erkent ISC de hoogte van de op grond van deze overeenkomsten te betalen facturen. Uit deze proceshouding volgt naar het oordeel van het hof ondubbelzinnig dat ISC een eventueel verweer dat [appellant] geen aanspraak heeft op een vergoeding van € 175,- en
€ 370,- per maand tot aan het einde van de overeenkomst prijsgeeft. Het nu door ISC gevoerde verweer op dit punt is dan ook een gedekt verweer.
€ 7.834,75 vanwege de continuering van de betalingen van € 175,- per maand niet onverschuldigd is betaald en dat ISC daarnaast vanaf 1 januari 2017 tot 1 augustus 2019 een bedrag van € 100,- ex btw per maand te weinig in aanmerking neemt. Dat leidt in elk geval tot een correctie van € 3.751,- op het door ISC berekende saldo van € 9.963,96.
“
De facturen die betrekking hebben op Dallinga Sport Events BV en [naam3] eenmanszaak, zijn met mijn goedkeuring van de bankrekening van ISC geïncasseerd. Deze bedragen zijn bij ISC in mijn rekening courant geboekt, zodat er een schuld ontstond van [naam3] aan ISC. Deze schuld heb ik volledig betaald aan ISC bij aandelen overdracht september vorig jaar. Ik heb voor deze manier van betalen gekozen, omdat ik anders eerst geld van de bankrekening van ISC aan mijn ondernemingen had moeten overboeken, daarna had J&S weer van deze ondernemingen de gelden moeten incasseren. De door mij gekozen manier is simpel en direct. En ik betaal de bedragen sowieso terug. [naam4] is altijd verantwoordelijk geweest voor de back-office, en dus ook voor de bankzaken. Hij heeft altijd alle betalingen en overschrijvingen gezien en akkoord bevonden. Nooit een keer heeft hij de bedragen teruggeboekt, dan wel vragen gesteld.”
6.6. De beslissing
en doet opnieuw recht als volgt:
€ 570,28 aan buitengerechtelijke kosten;
- € 441,38 (€ 103,38 kosten dagvaarding + € 338,- griffierecht hof) aan verschotten en
€ 1.180,50 voor geliquideerd salaris van de advocaat voor de procedure bij het hof;