ECLI:NL:GHARL:2022:4261

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
21/00390
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking aanmaningskosten door Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft aanmaningskosten die aan belanghebbende in rekening zijn gebracht wegens het niet betalen van een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. De invorderingsambtenaar van de Gemeente Barneveld had een aanmaning gestuurd met daarin € 7 aan aanmaningskosten. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze kosten werd door de invorderingsambtenaar ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar droeg de invorderingsambtenaar op het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

Belanghebbende ging in hoger beroep, en tijdens de zitting op 3 mei 2022 werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals vertegenwoordigers van de invorderingsambtenaar. Tijdens deze zitting kwam de invorderingsambtenaar tot de conclusie dat de beschikking inzake de aanmaningskosten vernietigd diende te worden, wat het Hof in zijn uitspraak bevestigde. Het Hof verklaarde het hoger beroep van belanghebbende gegrond en oordeelde dat de invorderingsambtenaar het betaalde griffierecht moest vergoeden. Tevens werden de proceskosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.652,50, rekening houdend met de geringe financiële inzet van het geschil. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 21/00390
uitspraakdatum: 17 mei 2022
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 februari 2021, nummer AWB 20/4319, in het geding tussen belanghebbende en
de
invorderingsambtenaarvan
Gemeente Barneveld(hierna: de invorderingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Met dagtekening 16 mei 2020 is aan belanghebbende een aanmaning gestuurd wegens het niet betalen van een naheffingsaanslag parkeerbelastingen. Daarbij is € 7 aan aanmaningskosten in rekening gebracht.
1.2.
De invorderingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 6 juli 2020 het bezwaar van belanghebbende tegen de aanmaningskosten ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de invorderingsambtenaar opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord B. de Jong als de gemachtigde van belanghebbende (digitaal), alsmede [naam1] en [naam2] namens de invorderingsambtenaar (fysiek).

2.Overwegingen

2.1.
De invorderingsambtenaar heeft zich ter zitting alsnog verenigd met het standpunt van belanghebbende dat de onderhavige beschikking inzake de aanmaningskosten dient te worden vernietigd.
2.2.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen.
2.3.
Het hoger beroep van belanghebbende is gegrond.

3.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de invorderingsambtenaar aan belanghebbende het betaalde griffierecht voor het hoger beroep te vergoeden.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 134,50 voor de kosten in de bezwaarfase (1 punt (bezwaarschrift)  wegingsfactor 0,5  € 269), € 759 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 0,5  € 759) en € 759 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 0,5  € 759), ofwel in totaal op € 1.652,50. Wat betreft de toegepaste wegingsfactor heeft het Hof ermee rekening gehouden dat de inzet van het geschil een zeer gering financieel belang betreft (zie het richtsnoer proceskostenvergoeding, onderdeel 1.2.3, onder c, opgenomen in de uitspraak van het Hof van 11 november 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:10307).

4.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent de vergoeding van het griffierecht in beroep,
  • verklaart het beroep bij de Rechtbank gegrond,
  • vernietigt de uitspraak van de invorderingsambtenaar,
  • vernietigt de beschikking inzake de aanmaningskosten van de invorderingsambtenaar,
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een bedrag van in totaal € 1.652,50,
  • gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden het door haar voor de procedure bij het Hof betaalde griffierecht van € 134.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. den Ouden, voorzitter, mr. M.G.J.M. van Kempen en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. P.W.L. van den Bersselaar als griffier.
De beslissing is op 17 mei 2022 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(P.W.L. van den Bersselaar) (R. den Ouden)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 mei 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.