ECLI:NL:GHARL:2022:4372

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2022
Publicatiedatum
31 mei 2022
Zaaknummer
200.300.401
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind en beoordeling van de noodzaak tot voortzetting

In deze zaak verzoekt verzoekster om opheffing van het bewind dat op haar vermogen is gesteld. Verzoekster, geboren in 1962, is sinds 4 januari 2018 onder bewind gesteld door de kantonrechter in de rechtbank Assen, vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. Op 8 april 2021 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter om het bewind op te heffen. De kantonrechter heeft dit verzoek op 2 juni 2021 afgewezen, maar heeft wel een nieuwe bewindvoerder benoemd. Verzoekster is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zitting op 19 april 2022 was verzoekster telefonisch aanwezig, terwijl de overige belanghebbenden niet aanwezig waren. Het hof heeft de situatie van verzoekster en de redenen voor het instellen van het bewind in overweging genomen. De kantonrechter kan een bewind alleen opheffen als er geen noodzaak meer is of als voortzetting niet zinvol is. Het hof concludeert dat verzoekster niet heeft aangetoond dat haar situatie is verbeterd en dat zij in staat is om haar financiën zelfstandig te beheren. De huidige en vorige bewindvoerders hebben aangegeven dat verzoekster nog steeds moeite heeft met het beheren van haar geldzaken.

Het hof heeft besloten dat de beslissing van de kantonrechter terecht is en bekrachtigt deze. Verzoekster's verzoek tot opheffing van het bewind wordt afgewezen, en het hof ziet geen reden om de nieuwe bewindvoerder te ontslaan. De beschikking is openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.401
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 9165434)
beschikking van 31 mei 2022
in het hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. M.C. Vermeul in Utrecht,
Belanghebbenden zijn:
[naam1] Zorgadvies,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [naam1] .
en
[naam2],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verder te noemen: de oudste zus,
en
[naam3],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verder te noemen: de jongste zus,
en
[naam4],
wonende in De Meern,
verder te noemen: de oudste broer,
en
[naam5],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verder te noemen: de jongste broer.

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om het verzoek van verzoekster tot opheffing van het bewind. Verzoekster wil niet meer onder bewind staan en zelf haar geldzaken regelen.

2.Belangrijke informatie

Verzoekster is geboren [in] 1962.
Bij beschikking van 4 januari 2018 heeft de kantonrechter in de rechtbank Assen het vermogen van verzoekster onder bewind gesteld op grond van haar lichamelijke of geestelijke toestand.
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 8 april 2021, heeft verzoekster verzocht om opheffing van het bewind.

3.De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft in de beslissing van 2 juni 2021 het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. De kantonrechter heeft wel Stichting [naam6] , maat van [naam6] Utrecht, met ingang van 16 juli 2021 ontslagen als bewindvoerder en vervolgens [naam7] van [naam1] Zorgadvies met ingang van 16 juli 2021 benoemd tot bewindvoerder. De kantonrechter heeft ook de beloning van de bewindvoerder vastgesteld .

4.Het hoger beroep

Verzoekster is het niet eens met de beslissing van de kantonrechter. Zij verzoekt het hof haar verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen en ook de door de kantonrechter benoemde nieuwe bewindvoerder te ontslaan als haar bewindvoerder, al dan niet na het doorlopen van een traject naar zelfstandigheid van drie tot zes maanden.

5.De rechtszaak bij het hof

Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 29 september 2021;
- een journaalbericht van mr. Vermeul van 18 maart 2022.
De zitting bij het hof was op 19 april 2022.
Aanwezig waren:
- de advocaat van verzoekster;
- de heer [naam7] namens [naam1] Zorgadvies;
Verzoekster was via een telefonische verbinding aanwezig.
De oudste zus, de jongste zus, de oudste broer en de jongste broer waren niet aanwezig.

6.De redenen voor de beslissing

Het hof vindt dat de beslissing van de kantonrechter terecht is genomen. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de kantonrechter.
De kantonrechter kan een ingesteld bewind alleen opheffen wanneer daartoe volgens de kantonrechter geen noodzaak meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken (artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek).
Het hof constateert dat de kantonrechter in de rechtbank Assen het vermogen van verzoekster onder bewind heeft gesteld op grond van haar lichamelijke of geestelijke toestand
(artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW)). Het bewind is dus niet ingesteld omdat sprake was van verkwisting of het hebben van problematische schulden (artikel 1:431 lid 2 BW). Verzoekster heeft het hof er niet van overtuigd dat haar lichamelijke of geestelijke toestand inmiddels zodanig is verbeterd dat zij zelf haar geldzaken wel kan regelen. Zowel de huidige als de vorige bewindvoerder ( [naam6] ) hebben aangegeven dat zij geen mogelijkheid zien dat verzoekster zelfstandig haar financiën zal regelen. Verzoekster overziet volgens de bewindvoerder haar geldzaken niet, zij vraagt regelmatig om extra geld, ook nadat haar is uitgelegd dat er geen geld meer is om extra uitgaven te doen. Daarbij komt nog, aldus de bewindvoerder op de mondelinge behandeling, dat het juist op dit moment een extra uitdaging is om met het maandgeld rond te komen. Verzoekster maakt vanwege ziekte extra kosten en zij zal ook nog te maken krijgen met hogere energielasten. Nu verzoekster nog steeds moeite heeft om met haar maandgeld rond te komen, is niet aannemelijk dat verzoekster deze extra uitdagingen op eigen kracht het hoofd kan bieden. Gelukkig verloopt de samenwerking tussen de bewindvoerder volgens verzoekster en de bewindvoerder goed. Het hof heeft er dan ook vertrouwen in dat het bewind op een zinvolle manier kan worden voortgezet.
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kantonrechter moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter (in de rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht) van 2 juli 2021;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, R. Feunekes en D.J.M. van de Voort, in samenwerking met mr. J.M. van Gastel-Goudswaard, griffier. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.