Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: verzoekster,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak verzoekt verzoekster om opheffing van het bewind dat op haar vermogen is gesteld. Verzoekster, geboren in 1962, is sinds 4 januari 2018 onder bewind gesteld door de kantonrechter in de rechtbank Assen, vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand. Op 8 april 2021 heeft verzoekster een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter om het bewind op te heffen. De kantonrechter heeft dit verzoek op 2 juni 2021 afgewezen, maar heeft wel een nieuwe bewindvoerder benoemd. Verzoekster is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 19 april 2022 was verzoekster telefonisch aanwezig, terwijl de overige belanghebbenden niet aanwezig waren. Het hof heeft de situatie van verzoekster en de redenen voor het instellen van het bewind in overweging genomen. De kantonrechter kan een bewind alleen opheffen als er geen noodzaak meer is of als voortzetting niet zinvol is. Het hof concludeert dat verzoekster niet heeft aangetoond dat haar situatie is verbeterd en dat zij in staat is om haar financiën zelfstandig te beheren. De huidige en vorige bewindvoerders hebben aangegeven dat verzoekster nog steeds moeite heeft met het beheren van haar geldzaken.
Het hof heeft besloten dat de beslissing van de kantonrechter terecht is en bekrachtigt deze. Verzoekster's verzoek tot opheffing van het bewind wordt afgewezen, en het hof ziet geen reden om de nieuwe bewindvoerder te ontslaan. De beschikking is openbaar uitgesproken op 31 mei 2022.