Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
17 augustus 2017 gescheiden.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht om vervangende toestemming voor de wijziging van de achternaam van haar kinderen naar haar eigen achternaam, omdat de vader niet op haar verzoek had gereageerd. De ouders zijn op 17 augustus 2017 gescheiden en hebben samen gezag over [de minderjarige1] en [de jong-meerderjarige]. De rechtbank Gelderland had eerder het verzoek van de moeder afgewezen op advies van de Raad voor de Kinderbescherming, die concludeerde dat een wijziging van de geslachtsnaam niet in het belang van de kinderen zou zijn.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2022 heeft [de minderjarige1] haar mening over de geslachtsnaamwijziging geuit. Het hof heeft vastgesteld dat de mening van [de minderjarige1] zwaar weegt, maar dat dit niet betekent dat de wijziging in haar belang is. Het hof heeft overwogen dat een wijziging van de geslachtsnaam ingrijpend is en dat het de identiteit van [de minderjarige1] zou aantasten, vooral gezien de reeds verstoorde verhoudingen tussen de ouders. Het hof heeft de grief van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de moeder niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek tot vervangende toestemming voor de wijziging van de geslachtsnaam van [de jong-meerderjarige].