Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, waarin een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader is verleend. De ouders, die in 2013 zijn gehuwd en in 2019 zijn gescheiden, hebben samen gezag over hun kind, geboren in 2015. De moeder verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de uithuisplaatsing bij de vader te beëindigen, terwijl de vader en de gecertificeerde instelling (GI) verweer voeren tegen de verzoeken van de moeder. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 19 april 2022 gehouden, waarbij de moeder en vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de GI en de raad voor de kinderbescherming.
De feiten tonen aan dat de minderjarige sinds 2 februari 2022 bij de vader woont, na een eerdere uithuisplaatsing. De moeder heeft grieven ingediend tegen de verlenging van de uithuisplaatsing en de zorgregeling. Het hof oordeelt dat de verlenging van de uithuisplaatsing noodzakelijk was in het belang van de minderjarige, gezien de aanhoudende strijd tussen de ouders en de zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van het kind. De moeder heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de situatie van de minderjarige is verslechterd sinds de uithuisplaatsing bij de vader.
Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vervanging van de GI. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure de zorg voor hun kind betreft.