ECLI:NL:GHARL:2022:4803

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
21-004468-21
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie en verzet bij aanhouding

In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld voor belediging van een ambtenaar in functie en verzet tegen de aanhouding. De politierechter had de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar had hem ook veroordeeld tot een taakstraf en een geldboete. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het hof na vernietiging van het eerdere arrest van het hof. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het zich baseerde op de bewezenverklaringen en de strafbaarheid van de verdachte zoals vastgesteld in eerdere arresten. Tijdens de zitting op 30 mei 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan eenvoudige belediging van een ambtenaar. De strafoplegging is aangepast, waarbij het hof een taakstraf van 80 uren heeft opgelegd, evenals een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, ondanks het beroep op psychische overmacht, omdat er geen sprake was van een situatie waarin de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon bieden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004468-21
Uitspraak d.d.: 13 juni 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 12 oktober 2021 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 26 juli 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-098418-16 en 16-268492-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Procesgang van het hoger beroep

De politierechter heeft verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer
16-098418-16 als feit 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en heeft verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 als feit 1 subsidiair en feit 2 en het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 als feit 1 en feit 2 tenlastegelegde veroordeeld.
De politierechter heeft ten aanzien van de misdrijven een taakstraf opgelegd voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 als feit 2 tenlastegelegde heeft de politierechter een geldboete opgelegd van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Tot slot heeft de politierechter ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 als feit 1 subsidiair tenlastegelegde een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen in voorwaardelijke vorm opgelegd voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, heeft in hoger beroep bij arrest van 21 november 2019 verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer
16-098418-16 onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en heeft verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 als feit 1 subsidiair en ter zake het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Voorts heeft het hof verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Tot slot heeft het hof verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer
16-098418-16 onder 1 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.
Verdachte heeft tegen dat arrest van het gerechtshof beperkt – te weten aangaande de beslissingen van het hof inzake parketnummer 16-268492-16 - beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden (hierna: Hoge Raad) heeft bij arrest van 12 oktober 2021 het bestreden arrest van het gerechtshof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen betreffende het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De omvang van de zaak zoals die thans voorligt is daarom beperkt tot de beoordeling van het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, waarbij het hof uitgaat van de bewezenverklaringen, de kwalificaties en de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde en de strafbaarheid van verdachte zoals bepaald in het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2019.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 mei 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad van 12 oktober 2021, strekkende tot:
  • vernietiging van het vonnis;
  • vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 2 tenlastegelegde;
  • bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 tenlastegelegde (eenvoudige belediging);
  • veroordeling ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 1 subsidiair tenlastegelegde tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis;
  • veroordeling ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 2 tenlastegelegde tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis en veroordeling tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 tenlastegelegde.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. M.M.J. Nuijten, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep – voor zover dat aan het oordeel van het hof is onderworpen – vernietigen. Het hof komt tot andere beslissingen ten aanzien van de bewezenverklaringen en de strafoplegging. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 16-268492-16 (gevoegd):
1.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te [pleegplaats] en/of [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [verbalisant 1] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je bent een kankerflikker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 30 december 2016 te [pleegplaats] en/of [pleegplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meer ambtenaren, [verbalisant 2] en/of [verbalisant 1] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, te weten als hoofdagent van de politie Eenheid [regio] , belast met handhaving en/of aanhouding en/of overbrenging van verdachte door:
- slaande bewegingen te maken in de richting van die [verbalisant 1] en/of
- zich in tegengestelde richting te bewegen aan die waarin voornoemde ambtenaren hem, verdachte, trachtten bewegen en/of
- zich los te rukken en/of te trekken en/of
- te duwen tegen het lichaam van die [verbalisant 1] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak feit 2

Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak 16-268492-16 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt dat op het moment van staandehouding van verdachte er geen sprake was een redelijk vermoeden van schuld. Hieruit volgt dat de staandehouding van verdachte onrechtmatig was, zodat de verbalisanten niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening waren op het moment dat verdachte zich verzette.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 16-268492-16 (gevoegd):
1.
hij op 30 december 2016 te Hilversum, opzettelijk [verbalisant 1] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "je bent een kankerflikker".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.

Strafbaarheid van de verdachte

Door de raadsman is betoogd dat verdachte ontslagen moet worden van alle rechtsvervolging omdat hij bij het beledigen van de verbalisanten handelde uit psychische overmacht. Ter onderbouwing van dat standpunt is aangevoerd dat verdachte als gevolg van de onterechte aanhouding, waarbij hij in het donker opeens van achteren werd vastgepakt, erg geschrokken is en dat dit bij hem emoties heeft opgeroepen en dat hij als gevolg daarvan de beledigende woorden heeft geuit in de richting van verbalisant [verbalisant 1] .
Indien een beroep op psychische overmacht is gedaan, zal de rechter moeten onderzoeken of de voorwaarden voor aanvaarding van psychische overmacht zijn vervuld.
Die houden in dat sprake moet zijn van een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijze geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden (HR 9 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6734).
Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat verdachte in een zodanige situatie verkeerde dat voor hem redelijkerwijs geen andere oplossing restte dan verbalisant [verbalisant 1] te beledigen. Dat verdachte handelde uit een gevoel van emotie is onvoldoende. Daar komt bij dat verdachte deze belediging pas heeft geuit nadat hij in een politiebus van [plaats] naar [plaats] was gebracht en hij in [plaats] uit de politiebus stapte. Tussen het moment van de onrechtmatige staandehouding - waarbij verdachte in het donker van achteren werd vastgepakt - en de belediging was derhalve al enige tijd verstreken. Verdachte heeft deze bewoordingen dus niet uit schrik op het plotselinge vastpakken geuit. De bij verdachte kennelijk levende frustratie over de gang van zaken doet niet af aan de verwijtbaarheid van zijn beledigende uiting.
Verdachte is strafbaar aangezien er voorts ook geen andere omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel en toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht
In aanmerking genomen de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal het hof ter zake van de hiervoor besproken eenvoudige belediging toepassing geven aan het bepaalde in artikel 9a en derhalve te dier zake geen straf of maatregel opleggen.
Voorts zal het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering beslissen welk gedeelte van de hoofdstraf en/of bijkomende straffen geacht moet(en) worden door het hof in zijn arrest van 21 november 2019 te zijn opgelegd ter zake van de feiten die thans, na de terugwijzing door de Hoge Raad, niet aan het oordeel van het hof zijn onderworpen (vgl. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3149).
Ter zake van de feiten 1 en 2 in de zaak met parketnummer 16-268492-16 en feit 1 subsidiair in de zaak met parketnummer 16-098418-16 heeft het hof destijds als hoofdstraf een taakstraf opgelegd voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis. In aanmerking genomen de (onderlinge verhouding van de) ernst van deze drie feiten en de omstandigheden waaronder zij zijn begaan, is het hof (thans) van oordeel dat van deze straf het volgende deel moet worden geacht te zijn opgelegd ter zake van feit 1 subsidiair in de zaak met parketnummer 16-098418-16: een taakstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen hechtenis. Het hof zal deze straf dan ook opleggen aan de verdachte.
Daarnaast zal het hof ter zake van dat feit (bedreiging ex art. 285 Sr.) aan de verdachte opleggen de (door het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 179a van de Wegenverkeerswet) opgelegde bijkomende straf, te weten de voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden met een proeftijd voor de duur van 2 jaren.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-268492-16 onder 1 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bepaalt de (hoofd)straf ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 1 subsidiair bewezen en strafbaar verklaarde feit op een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Legt ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 2 bewezen en strafbaar verklaarde feit (overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet) op een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-098418-16 onder 1 subsidiair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. W. Foppen, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van H. Pool, griffier,
en op 13 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.