ECLI:NL:GHARL:2022:4923

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
200.271.910/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelarrest ex artikel 31 Rv met betrekking tot eerdere uitspraak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 juni 2022 een herstelarrest gewezen in het kader van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit arrest betreft een verbetering van een eerder arrest dat op 21 december 2021 was gewezen. De aanleiding voor het herstel was een verzoek van de advocaat van de gezamenlijke erfgenamen van de erflater, mr. S.E. Wierenga-Heintz, die opmerkte dat er kennelijke fouten waren gemaakt in de datum van de dagvaarding en in de vastgestelde kosten in eerste aanleg. De datum van de dagvaarding was onjuist vermeld als 8 november 2018, terwijl deze 23 december 2019 moest zijn. Daarnaast was er een fout in de kosten, die verkeerd waren genoteerd als € 1.3760,00 in plaats van € 1.367,00.

Het hof heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van deze kennelijke fouten en heeft besloten deze te herstellen. De verbeteringen zijn vastgelegd in de minuut van het arrest van 21 december 2021, waarbij het hof het eerdere arrest voor het overige handhaafde. Dit herstelarrest is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en de betrokken partijen zijn op de hoogte gesteld van de wijzigingen. De zaak illustreert het belang van nauwkeurigheid in juridische documenten en de mogelijkheid om fouten te corrigeren in het kader van de rechtsgang.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.271.910/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Amersfoort, 7350998 AC EXPL 18-3815)
arrest van 14 juni 2022 strekkende tot VERBETERING in de zin van artikel 31 Rechtsvordering (Rv) van het arrest, gewezen op 21 december 2021
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden aanhangig is geweest tussen
[appellant],
wonende te [woonplaats1] ,
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiser,
hierna aan te duiden als:
[appellant],
advocaat: mr. M. Maaijen,
tegen:
de gezamenlijke erfgenamen van [erflater],
vertegenwoordigd door
[naam1], executeur naar Belgisch recht,
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna aan te duiden als:
de erven [geïntimeerde],
advocaat: mr. S.E. Wierenga-Heintz.

1.Inleiding

1.1.
Bij brief van 28 december 2021 heeft mr. Wierenga-Heintz aan de griffier van het hof bericht dat het haar voorkomt dat rechtsoverweging 4.51 en punt ix) van het dictum van het arrest van 21 december 2021 een kennelijke verschrijving bevatten. Mr. Wierenga-Heintz meldt in voormelde brief:
“In rechtsoverweging 4.51 wordt verwezen naar de dagvaarding in hoger beroep. De datum van deze dagvaarding is 23 december 2019 en niet 8 november 2018, zoals thans staat aangegeven. In punt ix staat voorts dat de kosten in eerste aanleg zijn vastgesteld op
“€ 1.3760,00”. Dit moet zijn € 1.367,00 (de komma staat op de verkeerde plek).”
1.2.
Bij brief van 29 december 2021 is mr. Maaijen in de gelegenheid gesteld namens haar cliënt haar mening hierover aan het hof kenbaar te maken. Mr. Maaijen heeft van die mogelijkheid binnen de haar gestelde termijn van twee weken geen gebruik gemaakt.

2.Artikel 31 Rv

2.1.
Het hof is van oordeel dat inderdaad sprake is van twee kennelijke fouten, die zich lenen voor eenvoudig herstel als bedoeld in artikel 31 Rv en zoals ook mr. Maaijen en alle betrokken partijen duidelijk is althans hoort te zijn.
2.2.
Vermeld arrest zal dan ook op de hierna volgende wijze worden verbeterd.

3.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat in de laatste zin van rechtsoverweging 4.51 van vermeld arrest van 21 december 2021 de datum van dagvaarding van de erven [geïntimeerde] in hoger beroep moet worden verbeterd en gewijzigd van
“8 november 2018”in
“23 december 2019”;
bepaalt dat onder ‘
6. De beslissing’ in ix) de kosten van de eerste aanleg moeten worden verbeterd en gewijzigd van
“€ 1.3760,00”in
“€ 1.376,00”;
bepaalt dat deze verbeteringen onder vermelding van de datum van 14 juni 2022 worden vermeld op de minuut van het arrest van 21 december 2021 en handhaaft dit arrest voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.K.N. Vos, C.J.H.G. Bronzwaer en A. van Zanten-Baris en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.