ECLI:NL:GHARL:2022:4931

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
Wahv 200.291.776/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Beswerda
  • mr. Smeitink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkeerssanctie voor rechts inhalen bij filevorming op autosnelweg

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, waarbij een sanctie van € 240,- was opgelegd aan de betrokkene voor het rechts inhalen waar dat verboden was. De gedraging vond plaats op 6 juli 2019 op het Knooppunt Prins Clausplein (A12) in 's-Gravenhage, waar de betrokkene met een snelheid van 90 km/u reed, terwijl de maximumsnelheid 130 km/u was. De gemachtigde van de betrokkene stelde in hoger beroep dat de kantonrechter de inleidende beschikking had moeten vernietigen, omdat er sprake zou zijn geweest van filevorming, waardoor rechts inhalen toegestaan zou zijn zijn volgens artikel 13, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

Het hof oordeelt dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat er sprake was van filevorming. De ambtenaar die de sanctie oplegde, verklaarde dat hij vanwege verkeersdrukte niet in staat was om de bestuurder staande te houden. Het hof bevestigt dat de sanctie terecht aan de kentekenhouder is opgelegd, omdat er geen reële mogelijkheid was om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd en het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Het hof concludeert dat de gedraging van de betrokkene, het rechts inhalen, niet in overeenstemming was met de verkeersregels, aangezien er geen sprake was van langzaam rijdend verkeer. De uitzondering in artikel 13, tweede lid, RVV 1990 deed zich niet voor, en de sanctie blijft daarom in stand.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.291.776/01
CJIB-nummer
: 226962289
Uitspraak d.d.
: 15 juni 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. B. de Jong, kantoorhoudende te Gouda.

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen.

Het verloop van de procedure

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “rechts inhalen waar dat is verboden.” Deze gedraging zou zijn verricht op 6 juli 2019 om 15:30 uur op het Knooppunt Prins Clausplein (A12) in ‘s-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde van de betrokkene stelt zich in hoger beroep op het standpunt dat de kantonrechter de inleidende beschikking had moeten vernietigen. De betrokkene ontkent de verweten gedraging te hebben verricht. Op grond van artikel 13, tweede lid, van het RVV 1990 mag bij filevorming rechts worden ingehaald. De A12 is een autosnelweg waar toentertijd een maximumsnelheid van 130 km/uur gold. De verbalisant verklaart dat werd gereden met een snelheid van 90 km/u. Het verkeer reed dus langzamer dan was toegestaan. Daar komt reeds de filevorming om de hoek kijken; filevorming kan immers ook ontstaan bij hogere snelheden. Ook dan is het toegestaan om rechts in te halen. Ook heeft ten onrechte geen staandehouding plaatsgevonden. De mededeling van de verbalisant dat dit niet lukte vanwege de verkeersdrukte is zonder nadere motivering onvoldoende om aan te nemen dat er geen reële mogelijkheid bestond tot het staande houden van de bestuurder (vgl. ECLI:NL:GHARL:2020:9304).
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 11, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), waarin is bepaald dat inhalen links geschiedt. In artikel 13, tweede lid, van het RVV 1990 is bepaald dat files aan de rechterzijde mogen worden ingehaald.
4. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat de bestuurder van de Peugeot 206 vanaf de linkerrijstrook naar rechts uitvoegde om twee auto’s, die op de linker van de twee rijstroken reden met een snelheid van circa 90 kilometer per uur, rechts in te halen. Bij het terug naar links sturen was er eigenlijk te weinig ruimte om weer in te voegen op de linkerbaan. De voorste van de twee ingehaalde voertuigen moest door het invoegen van de Peugeot remmen om hem er tussen te laten. (…)
Reden geen staandehouding: wegens de verkeersdrukte kon verbalisant niet tot stilhouding over gaan.”
5. In het proces-verbaal van 9 juli 2021 verklaart de ambtenaar dat hij zich twee jaar na dato de exacte omstandigheden van die dag niet meer herinnert. In zijn algemeenheid kan hij verklaren dat wanneer de verkeerssituatie zodanig is dat er geen reële mogelijkheid is om een voertuig stil te houden zonder extra risico’s te nemen waarmee het overige verkeer in gevaar gebracht of ernstig gehinderd wordt, hij overgaat tot het verbaliseren op kenteken. Blijkens zijn eerdere verklaring waren de omstandigheden zodanig dat de afweging is gemaakt om niet tot stilhouding over te gaan.
6. Ter discussie staat niet dat de betrokkene niet links maar rechts heeft ingehaald. Ter beoordeling van het hof staat de vraag of de in artikel 13, tweede lid, RVV 1990 vervatte uitzondering op de hoofdregel dat inhalen links geschiedt zich hier heeft voorgedaan. Het ligt daarbij op de weg van de betrokkene om aannemelijk te maken dat sprake was van een file (vgl. het arrest van het hof van 12 november 2003, ECLI:NL:GHLEE:2003:AO0788). Daar is de betrokkene niet in geslaagd. Bij de door de ambtenaar genoemde snelheid van ongeveer 90 km/u is geen sprake van langzaam rijdend verkeer. De stelling dat toen op de A12 een snelheid van 130 km/u gold is niet onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van het relatief snel rijden, dat wil zeggen van een snelheid die gerelateerd aan het stilstaan of het zich langzaam voortbewegen van een gewone file als - gematigd - snel, maar gerelateerd aan de ter plaatse geldende maximumsnelheid als langzaam zal moeten worden gekwalificeerd. De uitzondering van artikel 13, tweede lid, van het RVV 1990 deed zich niet voor. De gedraging kan dan ook worden vastgesteld.
7. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
8. De verklaring van de ambtenaar dat het vanwege de verkeersdrukte niet mogelijk was om de bestuurder van het voertuig staande te houden, dient te worden bezien in het licht van de omstandigheden van het geval (vgl. het arrest van het hof van 13 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:307). Uit de verklaring van de ambtenaar in het zaakoverzicht volgt dat het verkeer op een verkeersknooppunt reed, met een snelheid van ongeveer 90 km/h en dat het voertuig van de betrokkene een volledige inhaalmanoeuvre uitvoerde en dat er vervolgens te weinig ruimte was om in te voegen zodat het laatst ingehaalde voertuig moest remmen. Op grond van die omstandigheden acht het hof aannemelijk dat er voor de ambtenaar op dat moment geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder bestond, zodat de ambtenaar terecht met toepassing van artikel 5 van de Wahv de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder heeft opgelegd.
9. De aangevoerde bezwaren treffen geen doel. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter bevestigen en het verzoek om een proceskostenvergoeding afwijzen.

De beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.