ECLI:NL:GHARL:2022:5192

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
200.304.051
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van mentor en bewindvoerder in een zaak van curatele en mentorschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de benoeming van een mentor en bewindvoerder voor [de zoon], die lijdt aan een zeldzame chromosoomafwijking en autisme. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder verzocht om [de zoon] onder curatele te stellen en haarzelf tot curator te benoemen. De kantonrechter had in een eerdere beschikking op 24 november 2021 [naam1] benoemd tot bewindvoerder en mentor. De moeder ging tegen deze beslissing in beroep.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 juni 2022 werd duidelijk dat de moeder intensief betrokken is bij de verzorging van [de zoon] en dat zij goed op de hoogte is van zijn behoeften. De vader, die ook als belanghebbende was aangemerkt, verzet zich tegen de benoeming van de moeder tot bewindvoerder, maar heeft geen bezwaar tegen haar benoeming tot mentor. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor het instellen van bewind en mentorschap niet in geschil is, maar dat de keuze van de bewindvoerder wel ter discussie staat.

Het hof heeft overwogen dat, gezien de verstoorde verstandhouding tussen de ouders, het in het belang van [de zoon] is om een neutrale partij als bewindvoerder aan te stellen. Daarom heeft het hof de eerdere beschikking vernietigd voor zover het de benoeming van [naam1] tot mentor betreft en de moeder benoemd tot mentor, terwijl de benoeming van [naam1] als bewindvoerder is bekrachtigd. De beslissing is genomen met het oog op het welzijn van [de zoon] en om conflicten tussen de ouders te voorkomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.051/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 9323005)
beschikking van 21 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.I. Fonds te Castricum,
en
de besloten vennootschap [naam1] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder te noemen: [naam1] ,
betreffende
[de zoon],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [de zoon] .
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
[naam2],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

1.1
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen (verder ook te noemen: de kantonrechter), van 24 november 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder ook te noemen de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift, ontvangen op 17 december 2021;
  • een journaalbericht van mr. Fonds van 27 december 2021, met als bijlage de bereidverklaring van de moeder;
  • de brief van [naam1] , gedateerd op 6 januari 2022 en met als bijlage de brief van 24 december 2021 in de zaak 200.304.051/02;
  • een journaalbericht van mr. Fonds van 17 mei 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- [naam3] , namens [naam1] , en
- de vader.

3.De feiten

3.1
[de zoon] is geboren [in] 2003.
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 5 juli 2021, heeft de moeder verzocht [de zoon] onder curatele te stellen met benoeming van haar tot curator.
3.3
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, de goederen die (zullen) toebehoren aan [de zoon] wegens zijn geestelijk of lichamelijke toestand onder bewind gesteld, een mentorschap ten behoeve van [de zoon] ingesteld en [naam1] tot bewindvoerder en mentor benoemd.
3.4
Bij beschikking van 25 januari 2022 (zaaknummer 200.304.051/02) heeft het hof het verzoek van de moeder tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt deze beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, haar tot mentor en bewindvoerder van [de zoon] te benoemen.
4.2
[naam1] heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij instemt met het verzoek van de moeder om te worden benoemd tot mentor. Zij verzet zich tegen de benoeming van de moeder tot bewindvoerder.
4.3
De vader heeft zich op de zitting niet verzet tegen de benoeming van de moeder tot mentor, maar hij heeft er bezwaar tegen als de moeder tot bewindvoerder wordt benoemd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt voorop dat in hoger beroep de noodzaak voor het instellen van bewind/mentorschap over [de zoon] niet in geschil is. Enkel in geschil is de vraag wie bewindvoerder/mentor moet worden: de moeder van [de zoon] of [naam1] .
5.2
Op grond van 1:435 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW)/ 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder/mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende/betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Ingevolge het vierde lid van voornoemde artikelen wordt, tenzij lid 3 is toegepast, indien de rechthebbende/betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder/mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, zoals in deze zaak het geval is, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder/mentor benoemd.
De mentor
5.3
Vast staat dat [de zoon] zelf geen voorkeur heeft uitgesproken. Bij de beoordeling van de verzoeken stelt het hof de belangen van [de zoon] voorop en neemt daarbij het volgende in aanmerking. [de zoon] heeft een zeldzame chromosoomafwijking waardoor hij veel medische behandelingen nodig heeft; hij is ook gediagnosticeerd met autisme. Hij woont bij Stichting [naam4] in [woonplaats2] . De moeder is al vanaf de geboorte intensief betrokken bij de verzorging van [de zoon] en zij weet - naar het hof begrijpt en ook niet in geschil is - als geen ander wat hij nodig heeft. Tegen het verzoek van de moeder om tot mentor te worden benoemd is geen verweer gevoerd, zodat dit verzoek toewijsbaar is. Het hof acht het bovendien ook in het belang van [de zoon] dat zijn moeder mentor wordt.
De bewindvoerder
5.4
In geschil is de ‘persoon’ van de bewindvoerder. Tijdens de zitting is gebleken dat beide ouders betrokken zijn in het leven van [de zoon] en het beste met hem voor hebben. Ook is gebleken dat de verstandhouding tussen de vader en de moeder nog steeds verstoord is, waarbij geschillen over de (noodzaak van bepaalde) kosten van [de zoon] en het aandeel van ieder van de ouders daarin een grote rol spelen. Gelet op deze verstoorde verstandhouding tussen de ouders vreest het hof dat de strijd tussen hen zal oplaaien als de moeder tot bewindvoerder wordt benoemd. Om te voorkomen dat strijd tussen de ouders ontstaat over vermogensrechtelijke belangen van [de zoon] en om [de zoon] zo veel mogelijk te ontzien, acht het hof het noodzakelijk dat een neutrale partij als bewindvoerder betrokken blijft. Een professionele bewindvoerder kan het belang van [de zoon] voorop stellen, zonder daarbij rekening te hoeven houden met het eigen belang.
5.5
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, voor zover [naam1] tot mentor is benoemd, en de moeder tot mentor benoemen. Voor het overige zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 24 november 2021, maar alleen voor zover daarbij [naam1] tot mentor is benoemd, en opnieuw beschikkende:
benoemt [verzoekster] tot mentor van [de zoon] , wonende te [woonplaats2] ;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, J.H. Lieber, D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 21 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.