ECLI:NL:GHARL:2022:5193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
200.304.229
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en dwangsom in hoger beroep tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een zorgregeling en een dwangsom tussen de ouders van twee minderjarigen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, zijn gescheiden en hebben gezamenlijk gezag over hun kinderen. De moeder heeft in hoger beroep een beperktere zorgregeling aangevraagd, terwijl de vader een ruimere regeling wenst. De rechtbank Midden-Nederland had eerder een zorgregeling vastgesteld, maar beide ouders zijn in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking. De vader heeft sinds 2016 geen contact meer met de kinderen, en de rechtbank had een tijdelijke zorgregeling vastgesteld die niet werd nageleefd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof vastgesteld dat de huidige zorgregeling niet wordt nageleefd en dat de kinderen zich verzetten tegen uitbreiding van het contact met de vader. Het hof heeft besloten de huidige zorgregeling van een zondag per twee weken van 10:00 tot 19:00 uur bij de vader vast te stellen, maar heeft de verzoeken van beide ouders om de regeling uit te breiden of te beperken afgewezen. Het hof benadrukt dat de moeder de kinderen moet stimuleren om contact met de vader te hebben en dat uitbreiding van de zorgregeling in onderling overleg tussen de ouders moet plaatsvinden. De dwangsom die door de rechtbank was opgelegd, blijft in stand als prikkel voor de moeder om de zorgregeling na te leven. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, aangezien het om een familiekwestie gaat.

Uitspraak

ERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.304.229
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 465238)
beschikking van 21 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C.A. van Vlijmen te Amsterdam,
en
[verweerder],
wonende in [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N. van der Vegt te Bussum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder ook te noemen: de rechtbank), van 18 oktober 2018, 20 september 2019, 26 augustus 2020 en 17 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 17 september 2021 wordt verder ook ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 17 december 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep tevens incident tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
2.2
Op 30 mei 2022 heeft een van de raadsheren de hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , buiten aanwezigheid van betrokkenen, gesproken (kindgesprek).
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 7 juni 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- partijen, bijgestaan door hun advocaten,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2007 te [plaats1] ;
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2009 te [plaats1] ,
over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] wonen bij de moeder.
3.3
In het ouderschapsplan van 24 mei 2011 - behorend bij de beschikking van 6 juli 2011 van de rechtbank Amsterdam - zijn partijen een zorgregeling overeengekomen waarbij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] een keer per twee weken van vrijdagavond tot zondagavond bij de vader verblijven.
3.4
Voornoemde zorgregeling is niet nagekomen en de vader en de kinderen hebben sinds mei 2016 geen contact meer. De vader is vervolgens deze procedure bij de rechtbank gestart en heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen.
3.5
Bij beschikking van 18 oktober 2018 heeft de rechtbank een bijzonder curator, [naam1] (ontwikkelingspsycholoog), kantoorhoudende te [plaats2] , benoemd en verzocht om schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt in te nemen over het verzoek ten aanzien van de zorgregeling en zich uit te laten over alle andere zaken die zij in het belang van de kinderen acht. De behandeling van het verzoek ten aanzien van de zorgregeling is aangehouden.
3.6
Bij beschikking van 20 september 2019 heeft de rechtbank de hulpverlener verzocht om de rapportage over het verloop en de uitkomst van het traject Parallel Ouderschap aan de rechtbank te sturen.
3.7
Tijdens de zitting van 18 augustus 2020 is besproken dat de ouders opnieuw het traject Parallel Ouderschap gaan volgen (via het Uniform Hulpaanbod).
3.8
Bij beschikking van 26 augustus 2020 is onder meer een voorlopige zorgregeling vastgesteld waarbij de vader - vanaf zondag 23 augustus 2020 - eens per veertien dagen op zondag van 10:00 uur tot 19:00 uur voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] zorgt.
3.9
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
 de zorgregeling in het ouderschapsplan als volgt gewijzigd:
de kinderen verblijven bij de vader een zondag per twee weken van 10.00 uur tot 19.00 uur;
vanaf 17 december 2021 wordt deze tijdelijke regeling door de ouders in overleg en stapsgewijs uitgebreid;
vanaf 17 juni 2022 verblijven de kinderen bij de vader een weekend per 14 dagen van vrijdag uit school tot maandag naar school, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen;
  • de moeder veroordeeld tot betaling van een dwangsom aan de vader van € 500,- per keer dat de hiervoor onder a en c vermelde zorgregeling niet of niet geheel wordt uitgevoerd;
  • deze beslissing, tot zover, uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • het meer of anders verzochte afgewezen,
  • bepaald dat de ouders hun eigen proceskosten betalen.

4.De omvang van het geschil

Beide ouders zijn in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder wil een beperktere zorgregeling dan de rechtbank heeft vastgesteld. Zij vraagt het hof te bepalen dat de kinderen een zondag per twee weken van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader zijn, ook in de vakanties, en dat de feestdagen in overleg met de kinderen worden verdeeld. Zij vraagt het hof ook de uitvoerbaarheid bij voorraad van de zorgregeling vanaf 17 juni 2022 te schorsen. De vader wil een ruimere regeling dan de rechtbank heeft vastgesteld. Hij vraagt het hof te bepalen dat de kinderen vanaf 17 juni 2022 iedere veertien dagen van donderdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij hem zijn en ook de helft van de vakanties en feestdagen.

5.De motivering van de beslissing

Hoofdzaak: de zorgregeling en dwangsom
5.1
Niet in geschil is dat de vader recht heeft op omgang met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , maar wel de wijze waarop daaraan invulling moet worden gegeven.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek dient het hof in een geschil als dit, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over de kinderen belast zijn en er een verschil van mening bestaat, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de door de rechtbank vastgestelde uitbreiding van de zorgregeling niet wordt nageleefd en dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] nog steeds een zondag per twee weken van 10.00 uur tot 19.00 uur bij de vader verblijven. De moeder wil ook dat nu deze regeling door het hof wordt vastgelegd. De vader wenst als gezegd een uitgebreidere regeling, omdat hij het belangrijk vindt dat hij meer tijd met de kinderen kan doorbrengen en zo een betere band met hen kan opbouwen. De raad heeft op de zitting geadviseerd om de huidige zorgregeling in stand te laten, omdat de kinderen op dit moment emotioneel klem zitten en het vastleggen van een uitgebreidere regeling averechts zou kunnen werken.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Hoewel [de minderjarige1] en [de minderjarige2] in het kindgesprek hebben gezegd dat zij er tegenop zien om naar de vader te gaan, loopt de huidige zorgregeling op zich naar behoren. Deze zorgregeling garandeert dat de vader en de kinderen in ieder geval regelmatig contact met elkaar hebben. De kinderen verzetten zich op dit moment tegen uitbreiding van het contact met de vader. Gezien de weerstand van de kinderen, hun leeftijd en hun kwetsbaarheid lijkt het op dit moment niet haalbaar om de kinderen te dwingen om langer bij de vader te verblijven en/of bij hem te overnachten. Het hof vreest dat op dit moment het vaststellen van een uitgebreidere regeling de aversie van de kinderen tegen contact met de vader zal versterken. Het hof zal daarom het verzoek van de moeder om de huidige reguliere zorgregeling van een zondag per twee weken van 10.00 uur tot 19.00 uur vast te stellen toewijzen.
Het hof acht de wens van de vader om de zorgregeling verder uit te breiden begrijpelijk, maar ziet – gelet op de draagkracht en de weerstand van de kinderen – daar op dit moment geen ruimte voor. Het hof acht de door de vader verzochte regeling op dit moment dan ook niet in het belang van de kinderen en kan - gelet op wat hiervoor is overwogen - niet anders dan het verzoek van de vader in het incidenteel hoger beroep afwijzen.
5.5
Het hof is ook van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] is dat het contact tussen de vader en de kinderen op termijn zal worden uitgebreid. Het tempo waarop deze uitbreiding moet plaatsvinden is afhankelijk van de draagkracht van de kinderen. Het hof kan op dit moment niet vaststellen hoe die draagkracht zich zal ontwikkelen en kan dan ook niet vaststellen binnen welke termijn deze uitbreiding zal moeten plaatsvinden.
5.6
Het hof acht het niet in het belang van de kinderen dat de moeder de keuze van de uitbreiding van een zorgregeling geheel aan de kinderen laat dan wel dat in overleg met de kinderen zal worden bepaald op welke (feest)dagen de kinderen bij de vader verblijven. Uitbreiding zal in onderling overleg tussen de ouders dienen plaats te vinden. Het is aan de moeder en de vader samen zich ervoor in te spannen dat de kinderen meer draagkracht krijgen voor het contact met hun vader.
5.7
Gebleken is dat de moeder niet erin slaagt een onbelast contact met de vader toe te laten. Toch moet zij zich ervoor blijven inzetten de kinderen in het contact met de vader te stimuleren. Daarvoor is nodig dat zij [de minderjarige1] en [de minderjarige2] onvoorwaardelijke emotionele toestemming geeft om contact met de vader te mogen hebben en dat contact fijn te vinden. Anders kan van een ontspannen en onbelaste zorgregeling en een voor de kinderen zo belangrijke uitbreiding van de huidige regeling geen sprake zijn. Voor een geslaagde (uitbreiding) van de zorgregeling heeft de moeder de sleutel in handen. Zij zal daarbij zo nodig hulp moeten inschakelen.
5.8
Het hof ziet geen aanleiding de beslissing van de rechtbank in de bestreden beschikking ten aanzien van de dwangsom onder a te vernietigen. De opgelegde dwangsom is een prikkel om de moeder de huidige zorgregeling te laten nakomen en het hof zal de door de rechtbank vastgestelde (hoogte van de) dwangsom onder a in stand laten.
5.9
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking vernietigen, voor zover het de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de zorgregeling onder b en c in het dictum van de rechtbank betreft. Voor het overige zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
Schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad
5.8
Het hof is van oordeel dat de moeder bij haar verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad thans geen belang meer heeft, aangezien het hof in deze beschikking een inhoudelijke beslissing geeft. Gelet hierop zal het hof het schorsingsverzoek van de moeder afwijzen.
Proceskosten
5.9
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure over de zorgregeling voor hun kinderen gaat.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 17 september 2021, voor zover het de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de zorgregeling onder b en c in het dictum betreft;
bekrachtigt de voornoemde beschikking voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, P.B. Kamminga, D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. A.B. de Wit als griffier, en is op 21 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.