ECLI:NL:GHARL:2022:5540

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
200.300.460
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking inzake hoofdverblijfplaats en zorgregeling van minderjarigen na scheiding van ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2017, van wie de ouders gescheiden zijn. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zou zijn, en een zorgregeling had vastgesteld. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader in incidenteel hoger beroep ging om de weekendregeling te wijzigen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De ouders hadden in een ouderschapsplan afgesproken dat de kinderen bij de vader zouden wonen, en de moeder had verzocht om een wijziging van deze regeling. Het hof oordeelde dat de kinderen goed gedijen in hun huidige omgeving bij de vader en dat er geen voldoende redenen waren om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De moeder had weliswaar een geschikte woning en werk, maar het hof vond het in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven, waar zij sociale contacten en school hebben.

De zorgregeling werd ook besproken. Het hof besloot dat de huidige regeling, waarbij de kinderen twee weekenden achtereen bij de moeder verblijven, beter aansluit bij de behoeften van de kinderen dan een om-en-om regeling. De moeder zal de kinderen na een weekend bij haar op maandagochtend naar school brengen in [woonplaats2]. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, met enkele aanpassingen in de zorgregeling, en wees het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.460
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 521069)
beschikking van 30 juni 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.A.T. Brouwer te Apeldoorn,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. I.C. van Schip te Soest.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met een productie, ingekomen op 4 oktober 2021;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met een productie;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 28 april 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook was een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) aanwezig.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder hebben een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van:
- [de minderjarige1] en
- [de minderjarige2] , beiden geboren te [plaats1] [in] 2017,
over wie zij samen het gezag uitoefen.
De vader en zijn huidige partner zijn de ouders van een dochter, [naam1] .
3.2
De ouders hebben in hun ouderschapsplan van 25 november 2020 afgesproken dat de
kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vader en hebben een regeling getroffen voor de zorg voor hun kinderen en de kosten.
3.3
De vader heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem zal zijn en dat de kinderen telkens twee achtereenvolgende weekenden en in de voorjaars- en herfstvakantie bij de moeder verblijven.
3.4
De moeder heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij haar in [woonplaats1] hebben en voor dat geval een nieuwe zorgregeling vast te stellen. Zij heeft ook verzocht te bepalen dat de vader met een bedrag van € 250,- per kind per maand bijdraagt aan kinderalimentatie.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank:
-bepaald dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voortaan hun hoofdverblijfplaats hebben bij de vader;
-de volgende zorgregeling vastgesteld:
[de minderjarige1] en [de minderjarige2] verblijven bij de moeder:
-telkens twee achtereenvolgende weekenden van vrijdagmiddag uit school tot zondag
17.3
uur waarbij de moeder de kinderen ophaalt uit school en de vader de kinderen
ophaalt bij de moeder;
- gedurende de gehele voorjaars- en herfstvakanties;
- gedurende de helft van de mei-, zomer- en kerstvakantie, in onderling overleg tussen
de ouders te verdelen.
De rechtbank heeft het meer of anders afgewezen en de behandeling van het alimentatieverzoek aangehouden.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking (in zoverre) te vernietigen en opnieuw beschikkende: te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar zal zijn en in dat geval de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling aan te houden, met dien verstande dat de regeling die aanvankelijk voor de vader gold nu voor de moeder zal gelden en andersom, althans een zorgregeling vast te stellen die het hof juist acht.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld. De vader verzoekt in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin is beslist over de weekendregeling en in zoverre opnieuw beschikkende vast te stellen dat de kinderen om het weekend van vrijdag uit school tot zondag 17.30 uur bij de moeder verblijven.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
a. een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, BW een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;
b. de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Wijziging van omstandigheden
5.2
De kinderen zijn 4 jaar zijn geworden en gaan naar de basisschool. Dat is een wijziging van omstandigheden die relevant kan zijn voor de hoofdverblijfplaats van de kinderen en de zorgregeling van de ouders.
De hoofdverblijfplaats
5.3
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is. Zij beschikt over een woning in [woonplaats1] , waar zij ook een baan heeft. Haar situatie is geschikt om de kinderen te laten verhuizen naar haar in [woonplaats1] .
5.4
De vader stelt dat de kinderen nu gewend zijn in [woonplaats2] aan hun sociale leven en aan school, zodat het niet in hun belang is om nu naar [woonplaats1] te verhuizen. De rechtbank heeft volgens hem terecht bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader dient te blijven.
5.5
Het hof is van oordeel dat het niet in het belang van de kinderen is dat zij verhuizen naar [woonplaats1] om bij de moeder te gaan wonen. Gebleken is dat het goed gaat met de kinderen in [woonplaats2] . Na het verbreken van de relatie van hun ouders zijn zij met instemming van de moeder bij de vader blijven wonen. Dat de vader en de moeder afwijkende opvoedingsstijlen hebben is voor het hof geen reden voor een wijziging van de hoofdverblijfplaats. Niet gesteld of gebleken is dat de opvoedingsstijlen zodanig afwijkend zijn dat de kinderen daar ernstig onder lijden en dat het daarom in hun belang zou zijn dat hun hoofdverblijfplaats bij hun moeder is. Ook overigens is niet gebleken van een reden voor wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De kinderen wonen het grootste deel van hun leven in [woonplaats2] . Zij zijn gewend aan hun woonomgeving en hebben daar hun clubjes en sociale contacten. Inmiddels gaan zij in [woonplaats2] naar school, waar zij ook, zonder noemenswaardige problemen, hun draai hebben gevonden. Het hof acht het, mede gelet op het advies van de raad, in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen, waar ook hun halfzusje woont en dat hun hoofdverblijfplaats bij de vader blijft. Het hof zal de bestreden beschikking in zoverre bekrachtigen.
De verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
5.6
De moeder heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen voor het geval de hoofdverblijfplaats bij haar is. Dat is niet het geval, zodat het hof dat verzoek zal afwijzen.
5.7
De vader heeft verzocht een zorgregeling vast te stellen waarbij de moeder om de week een weekend voor de kinderen zorgt. De huidige regeling houdt in dat de moeder telkens twee weekenden achter elkaar voor hen zorgt en daarna de vader een weekend.
5.8
Beide ouders hebben verklaard dat de kinderen, en vooral [de minderjarige2] , de moeder mist. Het is daarom in het belang van de kinderen dat ook de moeder zoveel mogelijk zorgt voor de kinderen. Naar het oordeel van het hof voorziet de huidige zorgregeling, waarbij de kinderen twee weekenden achter elkaar bij de moeder verblijven en vervolgens een weekend bij de vader, daarin beter dan een zorgregeling waarbij zij om en om een weekend bij de vader en de moeder verblijven. Het hof sluit aan bij het advies van de raad en zal bepalen dat de kinderen, in alle weekenden waarin zij bij de moeder verblijven, niet op zondagavond naar de vader teruggaan maar op maandagochtend door de moeder in [woonplaats2] naar school worden gebracht. Op die wijze raakt de moeder bovendien meer betrokken bij de schoolgang van de kinderen. Beide ouders hebben ter zitting verklaard in te stemmen met een dergelijke uitgebreidere regeling. Het hof zal ook in zoverre de bestreden beschikking bekrachtigen, met dien verstande dat de moeder de kinderen na het weekend waarin zij bij haar zijn geweest, op maandagochtend in [woonplaats2] naar school brengt.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 5 juli 2021, voor zover daarin is beslist over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, met dien verstande dat de moeder de kinderen na ieder weekend waarin zij bij haar zijn geweest, op maandagochtend in [woonplaats2] naar school brengt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, I.G.M.T. Weijers-van der Marck en D.J.I. Kroezen, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 30 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.