In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2017, van wie de ouders gescheiden zijn. De rechtbank Midden-Nederland had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader zou zijn, en een zorgregeling had vastgesteld. De moeder, die in hoger beroep ging, verzocht het hof om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar te bepalen, terwijl de vader in incidenteel hoger beroep ging om de weekendregeling te wijzigen.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De ouders hadden in een ouderschapsplan afgesproken dat de kinderen bij de vader zouden wonen, en de moeder had verzocht om een wijziging van deze regeling. Het hof oordeelde dat de kinderen goed gedijen in hun huidige omgeving bij de vader en dat er geen voldoende redenen waren om de hoofdverblijfplaats te wijzigen. De moeder had weliswaar een geschikte woning en werk, maar het hof vond het in het belang van de kinderen dat zij in hun vertrouwde omgeving blijven, waar zij sociale contacten en school hebben.
De zorgregeling werd ook besproken. Het hof besloot dat de huidige regeling, waarbij de kinderen twee weekenden achtereen bij de moeder verblijven, beter aansluit bij de behoeften van de kinderen dan een om-en-om regeling. De moeder zal de kinderen na een weekend bij haar op maandagochtend naar school brengen in [woonplaats2]. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, met enkele aanpassingen in de zorgregeling, en wees het meer of anders verzochte af.