In deze zaak heeft de verhuurder in kort geding een veroordeling van de huurder tot ontruiming van de woning gevorderd, omdat de woning was verkocht en het een tijdelijk huurcontract betrof op basis van de Leegstandswet. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen en de huurder veroordeeld tot ontruiming. De huurder heeft hoger beroep aangetekend en verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis. Het hof heeft deze vordering toegewezen, overwegende dat de huurder niet snel andere woonruimte zal kunnen vinden en dat zijn privébelangen, zoals co-ouderschap, in het geding zijn. Het hof concludeert dat het belang van de huurder bij schorsing zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij onmiddellijke executie van het vonnis. De beslissing van de kantonrechter is geschorst, waardoor de huurder de uitkomst van het hoger beroep in zijn woning mag afwachten. De hoofdzaak zal verder worden behandeld, met een mondelinge behandeling gepland op 15 februari 2022.