Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over de schoolkeuze. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, die de vader vervangende toestemming heeft verleend om hun kind in te schrijven op basisschool "[naam2]" in [woonplaats2]. De moeder verzoekt het hof om haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving op basisschool "[naam3]" in [woonplaats1]. De procedure in eerste aanleg vond plaats op 16 december 2021, waar de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader heeft vastgesteld en de zorg- en opvoedingstaken heeft verdeeld. Het hof heeft op 30 juni 2022 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Het hof dient in dit geval te beslissen in het belang van het kind. De moeder heeft bezwaren geuit tegen de schoolkeuze van de vader, maar het hof oordeelt dat deze bezwaren niet opwegen tegen het belang van de minderjarige om op zijn huidige school te blijven. De moeder heeft haar bezwaren onvoldoende onderbouwd en het hof neemt in overweging dat de minderjarige goed functioneert op zijn huidige school en dat de vader een stabiele factor in zijn leven is. De raad heeft ook geadviseerd om de minderjarige niet van school te laten wisselen. Het hof wijst het verzoek van de moeder af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.