ECLI:NL:GHARL:2022:6830

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
200.306.039
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R. Feunekes
  • R. Prakke-Nieuwenhuizen
  • K.A.M. van Os - ten Have
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving basisschool in het kader van gezamenlijk gezag

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de ouders van een minderjarige over de schoolkeuze. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar tegen de beslissing van de rechtbank Gelderland, die de vader vervangende toestemming heeft verleend om hun kind in te schrijven op basisschool "[naam2]" in [woonplaats2]. De moeder verzoekt het hof om haar vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving op basisschool "[naam3]" in [woonplaats1]. De procedure in eerste aanleg vond plaats op 16 december 2021, waar de rechtbank de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader heeft vastgesteld en de zorg- en opvoedingstaken heeft verdeeld. Het hof heeft op 30 juni 2022 de mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide ouders en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming.

Het hof overweegt dat op grond van artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek geschillen over de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter kunnen worden voorgelegd. Het hof dient in dit geval te beslissen in het belang van het kind. De moeder heeft bezwaren geuit tegen de schoolkeuze van de vader, maar het hof oordeelt dat deze bezwaren niet opwegen tegen het belang van de minderjarige om op zijn huidige school te blijven. De moeder heeft haar bezwaren onvoldoende onderbouwd en het hof neemt in overweging dat de minderjarige goed functioneert op zijn huidige school en dat de vader een stabiele factor in zijn leven is. De raad heeft ook geadviseerd om de minderjarige niet van school te laten wisselen. Het hof wijst het verzoek van de moeder af en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.306.039
(zaaknummer rechtbank Gelderland 394092)
beschikking van 2 augustus 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep, verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Metin te Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. B. Willemsen te Lent.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 16 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 27 januari 2022, en
- het verweerschrift met een productie.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 30 juni 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is een vertegenwoordiger verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2017 te [plaats1] , over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen.
3.2
[in] 2020 heeft de moeder met de heer [naam1] nog een zoon gekregen, genaamd [de minderjarige2] .
3.3
Bij beschikking van 11 december 2020 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij de vader vastgesteld en bepaald dat [de minderjarige] om het weekend van vrijdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur (alsmede de helft van de vakanties en feestdagen) bij de moeder verblijft, waarbij de moeder [de minderjarige] bij de vader ophaalt en de vader [de minderjarige] op zondag bij de moeder ophaalt.
3.4
Bij beschikking van 16 september 2021 heeft dit hof, voor zover hier van belang, de beschikking van 11 december 2020 ten aanzien van de hoofdverblijfplaats bekrachtigd en ten aanzien van de regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vernietigd, en in zoverre opnieuw beschikkende vastgesteld als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat [de minderjarige] de ene week bij de moeder verblijft en de andere week bij de vader, waarbij de overdracht plaatsvindt op vrijdag tussen 12.00 uur en 13.00 uur, dat de vakanties bij helfte worden verdeeld en dat het halen en brengen geschiedt door de vader.

4.De omvang van het geschil

4.1
Tussen partijen is in geschil de schoolkeuze voor [de minderjarige] . Bij de bestreden beschikking
heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de vader vervangende toestemming verleend om [de minderjarige] in te schrijven op basisschool “ [naam2] ” in [woonplaats2] , bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt en het meer of anders verzochte afgewezen.
4.2
De moeder is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt die beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende haar verzoek om (naar het hof begrijpt) aan haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op basisschool “ [naam3] ” in [woonplaats1] , toe te wijzen.
4.3
De vader voert verweer en hij vraagt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder in haar beroep niet-ontvankelijk te verklaren althans dit af te wijzen en de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd.
5.2
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over de schoolkeuze voor het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.3
Naar het oordeel van het hof wegen de door de moeder gestelde bezwaren die zij ervaart doordat [de minderjarige] naar een school in [woonplaats2] gaat niet op tegen het daartegenover staande belang van [de minderjarige] om op deze school in [woonplaats2] te kunnen blijven. De door de moeder gestelde bezwaren zien vooral op logistieke problemen rondom het naar school brengen van [de minderjarige] . De moeder heeft deze praktische bezwaren, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader, onvoldoende onderbouwd. Niet gebleken is dat haar jongere zoon [de minderjarige2] niet iets eerder naar de opvang kan worden gebracht zodat [de minderjarige] vervolgens op tijd op school kan zijn.
Dat de moeder haar baan in de thuiszorg is verloren doordat zij [de minderjarige] naar school moest brengen en daardoor niet op tijd bij cliënten kon verschijnen, heeft zij, tegenover de gemotiveerde betwisting door de vader, ook onvoldoende onderbouwd.
Het hof neemt verder in aanmerking dat partijen het erover eens zijn dat het goed gaat met [de minderjarige] op zijn huidige school. Hij is er gewend, hij ontwikkelt zich daar goed en speelt graag met andere kinderen uit zijn klas. Niet is gesteld of gebleken dat het niet in het belang van [de minderjarige] is om op deze school te blijven. Daarnaast neemt het hof in aanmerking dat de huidige school van [de minderjarige] zich bevindt in de woonplaats van de vader. De vader is tot nu steeds de stabiele factor in het leven van [de minderjarige] geweest. De woon- en leefsituatie van de moeder is al een paar keer gewijzigd. De moeder is meerdere keren verhuisd en dit heeft voor [de minderjarige] onrust en onzekerheid met zich gebracht. Het is ook daarom niet in het belang van [de minderjarige] om van school te wisselen.
Ook de raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om [de minderjarige] niet van school te laten wisselen. De praktische redenen dienen er niet toe te leiden dat [de minderjarige] afscheid moet nemen van zijn huidige school, aldus de raad. Het hof volgt dat advies.
Het hof zal het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om [de minderjarige] in te schrijven op basisschool “ [naam3] ” in [woonplaats1] dan ook afwijzen.
5.4
Het hof ziet in het door de vader gestelde geen aanleiding tot toewijzing van zijn verzoek om de moeder te veroordelen in de proceskosten. Gelet op de familierechtelijke aard van de procedure zal het hof de proceskosten compenseren.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van
16 december 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, R. Prakke-Nieuwenhuizen en
K.A.M. van Os - ten Have, en is op 2 augustus 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.