In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 juli 2021. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak aan de [adres1] 39 te [plaats1] voor het jaar 2019, vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Rhenen op € 1.323.000. Na bezwaar van belanghebbende heeft de rechtbank de waarde verlaagd tot € 1.200.000 en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de hoogte van de immateriële schadevergoeding voor de lange procedure in geschil is.
Het Hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden met bijna vier maanden, wat aanleiding geeft voor een schadevergoeding van € 500 aan belanghebbende. De heffingsambtenaar had aangevoerd dat de vertraging te wijten was aan de Covid-19 pandemie, maar het Hof oordeelde dat deze omstandigheden niet als bijzonder genoeg werden beschouwd om de termijn te verlengen. Het Hof verklaarde het hoger beroep gegrond en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de immateriële schade en de proceskosten van in totaal € 2.815. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.