In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de vraag centraal of [naam1] als vruchtgebruikster van de woning aan de [adres] te [plaats1] in ernstige mate tekortschiet in haar verplichtingen. De zaak is ontstaan na het overlijden van de heer [naam2] in 2002, die in zijn testament het levenslang vruchtgebruik van zijn gehele nalatenschap aan zijn echtgenote, mevrouw [naam1], heeft gelegateerd. Na het vertrek van [naam1] naar een verzorgingstehuis in januari 2018, is haar zoon in de woning gaan wonen, wat aanleiding gaf tot juridische stappen door [geïntimeerde], de dochter van de overleden heer [naam2].
[geïntimeerde] heeft de rechtbank gevraagd om het beheer van de woning aan haar toe te kennen en het vruchtgebruik van [naam1] onder bewind te stellen. De rechtbank heeft dit verzoek gedeeltelijk toegewezen en het vruchtgebruik voor een jaar onder bewind gesteld. [appellant], de bewindvoerder van [naam1], is in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. Het hof heeft geoordeeld dat [naam1] in ernstige mate tekortschiet in haar verplichtingen als vruchtgebruikster, omdat zij haar zoon in de woning heeft laten wonen zonder toestemming van [geïntimeerde]. Dit kan leiden tot juridische complicaties voor [geïntimeerde] na het overlijden van [naam1].
Het hof heeft de grieven van [appellant] verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. [appellant] is veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De beslissing van het hof benadrukt de verantwoordelijkheden van een vruchtgebruikster en de noodzaak om de belangen van de hoofdgerechtigde te respecteren.