ECLI:NL:GHARL:2022:7033

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
21/01023
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De rechtbank had eerder de naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van belanghebbende verminderd van € 12.478 naar € 8.083. Belanghebbende had een gebruikte Evanta GT03 gekocht en aangifte BPM gedaan, maar de Inspecteur had de naheffingsaanslag opgelegd op basis van een hogere taxatie. Het Hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verder verminderd tot € 7.634. Tevens heeft het Hof de proceskostenvergoeding voor belanghebbende vastgesteld op € 3.574, inclusief het griffierecht van € 270. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01023
uitspraakdatum: 9 augustus 2022
Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 juli 2021, nummer AWB 20/1898, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 12.478.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is hiertegen in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de naheffingsaanslag verminderd tot € 8.083, met vergoeding door de Inspecteur van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 530 en het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 178.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. S.M. Bothof, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op een veiling in het Verenigd Koninkrijk een gebruikte Evanta GT03 (hierna: de auto) gekocht. Het betreft een replica van een Aston Martin DB4 GT Zagato.
2.2.
Met het oog op de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister heeft belanghebbende aangifte BPM gedaan. Voor de berekening van de verschuldigde BPM is de auto getaxeerd door [naam3] van [naam4] . In het daarvan opgemaakte taxatierapport van 12 april 2019 (hierna: het taxatierapport) is de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat bepaald op € 70.794, waarop vervolgens een bedrag van € 3.386 aan schade in mindering is gebracht alsmede een bedrag van € 17.699 als waardecorrectie omdat het een replica betreft. Volgens de aangifte is, uitgaande van de aldus op € 49.709 getaxeerde handelsinkoopwaarde, een bedrag van € 19.806 aan BPM verschuldigd, welk bedrag op aangifte is voldaan.
2.3.
Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) heeft onderzoek verricht naar de getrouwheid van de taxatie van de auto. De auto is niet getoond. In het daarvan op 7 mei 2019 opgemaakte verslag, ondertekend door [naam5] , (hierna: het DRZ-rapport) is vermeld dat volgens eigen expertise van DRZ de handelsinkoopwaarde € 125.000 bedraagt. Een waardevermindering als gevolg van schade is niet in aanmerking genomen.
2.4.
Mede naar aanleiding van de bevindingen in het DRZ-rapport is aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd ten bedrage van € 12.478. De handelsinkoopwaarde heeft de Inspecteur aan de hand van de koerslijstwaarde (Eurotax) van een Aston Martin V8 Vantage, waarvan de historische nieuwprijs (€ 184.640) gelijk is aan die van de auto, bepaald op € 82.497.
2.5.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd.
2.6.
De Rechtbank heeft het beroep tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard. De Rechtbank is partijen gevolgd in hun eensluidende standpunt dat de koerslijstwaarde (Eurotax) met 15% moet worden verminderd in verband met de zogenoemde bijstelling “markt- en dealersituatie”. De Rechtbank het de naheffingsaanslag vervolgens verminderd tot € 8.083, overeenkomstig de cijfermatige uitwerking van belanghebbende. Een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase heeft de Rechtbank niet toegekend.

3.Geschil

In geschil is of:
  • de naheffingsaanslag verder moet worden verminderd dan de Rechtbank heeft gedaan;
  • voor de beroepsfase ten onrechte geen proceskostenvergoeding is toegekend.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
In navolging van belanghebbende heeft de Inspecteur ter zitting van het Hof verklaard dat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 7.634, overeenkomstig zijn cijfermatige uitwerking in het verweerschrift in eerste aanleg. Het Hof zal partijen hierin volgen en de naheffingsaanslag dienovereenkomstig verminderen.
4.2.
Aangezien het hoger beroep reeds hierom gegrond moet worden verklaard en partijen eensluidend van mening zijn dat dit tot gevolg heeft dat belanghebbende in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase, behoeft de grief hierover verder geen bespreking meer. Het Hof zal de proceskostenvergoeding hierna opnieuw vaststellen.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden, te weten € 270 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Het Hof zal de beslissing van de Rechtbank omtrent het griffierecht in stand laten.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 538 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting)  wegingsfactor 1  € 269), € 1.518 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759) en € 1.518 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759), ofwel in totaal op € 3.574.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraak van de Inspecteur,
– vermindert de naheffingsaanslag tot € 7.634,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.574, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 270 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing in het openbaar uitgesproken op: 9 augustus 2022
De griffier, De raadsheer,
(J.W.J. de Kort) (V.F.R. Woeltjes)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 10 augustus 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.