ECLI:NL:GHARL:2022:7036

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2022
Publicatiedatum
10 augustus 2022
Zaaknummer
21/00563
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en waardevermindering van een gebruikte auto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland met betrekking tot een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM). De belanghebbende had een gebruikte Mercedes-Benz G 63 AMG aangeschaft en aangifte BPM gedaan. De inspecteur van de Belastingdienst had een naheffingsaanslag opgelegd van € 2.982, welke na bezwaar werd verminderd tot € 2.841. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en verminderde de naheffingsaanslag verder tot € 2.809. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij de waardevermindering van de auto als gevolg van schade ter discussie stond.

Tijdens de zitting werd de schade aan de auto besproken, waaronder schade aan de lederen bekleding en de bumper. Het hof oordeelde dat de belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd voor de schade aan de lederen bekleding, maar dat de schade aan de bumper wel erkend werd. Het hof stelde de schadevergoeding vast op € 287,38 inclusief btw voor de bumper. Uiteindelijk concludeerde het hof dat de totale waardevermindering van de auto € 2.600,06 bedroeg, wat leidde tot een herberekening van de naheffingsaanslag tot € 2.767.

Het hof verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank, en veroordeelde de inspecteur tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal op € 3.036 werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gedaan op 9 augustus 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/00563
uitspraakdatum: 9 augustus 2022
Uitspraak van de elfde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 april 2021, nummer AWB 19/6556, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Doetinchem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) opgelegd ten bedrage van € 2.982. Bij beschikking is € 39 aan belastingrente in rekening gebracht.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.841 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd tot € 37. Daarbij is een kostenvergoeding toegekend van € 508.
1.3.
Belanghebbende is hiertegen in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd behoudens de daarbij toegekende kostenvergoeding, de naheffingsaanslag verminderd tot € 2.809 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd, met vergoeding door de Inspecteur van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.068 en het door belanghebbende betaalde griffierecht ten bedrage van € 174.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. S.M. Bothof, als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [naam1] en [naam2] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft een gebruikte Mercedes-Benz G 63 AMG (datum eerste toelating 14 september 2015; hierna: de auto) gekocht bij [naam3] GmbH te [plaats] , Duitsland.
2.2.
Met het oog op de registratie van de auto in het Nederlandse kentekenregister heeft belanghebbende aangifte BPM gedaan. Voor de berekening van de verschuldigde BPM is de auto getaxeerd door [naam4] van [naam5] . In het daarvan opgemaakte taxatierapport van 28 juli 2018 (hierna: het taxatierapport) is de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat aan de hand van een onderzoek van referentieauto’s bepaald op € 90.289, waarop vervolgens een bedrag van (€ 13.089 -/- € 300 =) € 12.789 aan schade in mindering is gebracht. Volgens de aangifte is, uitgaande van de aldus op € 77.500 getaxeerde handelsinkoopwaarde, een bedrag van € 23.577 aan BPM verschuldigd, welk bedrag op aangifte is voldaan.
2.3.
Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) heeft onderzoek verricht naar de getrouwheid van de taxatie van de auto. De fysieke schouw heeft plaatsgevonden op 7 augustus 2018. In het daarvan op 17 augustus 2018 opgemaakte verslag, ondertekend door [naam6] , (hierna: het DRZ-rapport) is de handelsinkoopwaarde van de auto in onbeschadigde staat aan de hand van een koerslijst (XRAY marge) bepaald op € 89.523. Hierop is vervolgens een bedrag van € 1.895 (92% van € 2.053) aan waardevermindering wegens schade in mindering gebracht, resulterend in een handelsinkoopwaarde van € 87.628.
2.4.
Naar aanleiding van de bevindingen in het DRZ-rapport is een naheffingsaanslag opgelegd. Uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 87.628 is de verschuldigde BPM berekend op € 26.559. Na aftrek van de reeds voldane BPM ten bedrage van € 23.577, bedraagt het bedrag aan nageheven BPM € 2.982.
2.5.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur meer spuitkosten (€ 485,77) in aanmerking genomen vanwege de speciale laksoort van de auto. De waardevermindering wegens schade is hierdoor bijgesteld tot (92% van € 2.538,77 is) € 2.336 en is de handelsinkoopwaarde als gevolg hiervan verminderd tot € 87.187. Het bezwaar is daarom gegrond verklaard. De naheffingsaanslag en de belastingrente zijn als gevolg hiervan verminderd tot € 2.841 respectievelijk € 37.
2.6.
De Rechtbank heeft het beroep hiertegen gegrond verklaard vanwege schade aan de bumperafdekking links achter (hierna: de bumper LA). De Rechtbank heeft hiervoor een aanvullende waardevermindering van € 125 in aanmerking genomen, waardoor de totale waardevermindering als gevolg van schade € 2.461 bedraagt. De handelsinkoopwaarde van de auto komt hiermee op € 87.062. De naheffingsaanslag is als gevolg hiervan verminderd tot € 2.809. De belastingrente is dienovereenkomstig verminderd.

3.Geschil

In geschil is of voldoende rekening is gehouden met een waardevermindering van de auto als gevolg van schade.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Niet in geschil is dat de auto een gebruikte personenauto is met schade en dat van die schade een waardevermindering uitgaat. Volgens belanghebbende dient echter meer schade in aanmerking te worden genomen en dientengevolge een hogere waardevermindering.
Schade aan lederen bekleding (zitting bestuurdersstoel)
4.2.
Belanghebbende heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat de lederen zitting van de bestuurdersstoel beschadigd is. Uit de foto’s bij het taxatierapport en het DRZ-rapport blijkt niet dat sprake is van meer dan normale gebruikssporen, passend bij leeftijd en kilometerstand van de auto. Op een ter zitting getoonde uitvergroting van een foto van de zitting van de bestuurdersstoel is, anders dan de gemachtigde betoogt, geen duidelijke scheurvorming te zien. Het Hof merkt daarbij op dat de beweerdelijke beschadiging in het taxatierapport ook niet nader is omschreven, terwijl dit in geval van scheurvorming wel in de rede had gelegen. De taxateur heeft echter volstaan met de algemene opmerking dat het interieur in beschadigde staat verkeert, met een verwijzing naar de schadecalculatie. In de schadecalculatie is echter niets vermeld over aard en omvang van de schade aan de zitting van de bestuurderstoel. Slechts de vervangingskosten van de hoes van de zitting zijn hierin opgenomen.
Schade aan de bumper LA
4.3.
Niet in geschil is dat de bumper LA achter beschadigd is. Partijen verschillen echter van mening of vervanging noodzakelijk is (het taxatierapport van belanghebbende) of dat herstel mogelijk is (het DRZ-rapport van de Inspecteur). De kosten van vervanging bedragen volgens het taxatierapport van belanghebbende 362,50 ex btw voor materiaal en arbeid, terwijl het DRZ-rapport uitgaat van 1 uur (10AE) arbeidstijd à € 112,50 ex btw.
4.4.
Aangezien de door partijen ingeschakelde deskundigen van mening verschillen of vervanging dan wel herstel is aangewezen, zal het Hof het schadebedrag in goede justitie vaststellen op € 237,50 ex btw, oftewel € 287,38 inclusief btw.
Schade aan portieren
4.5.
Belanghebbende heeft, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat de portieren beschadigd zijn. Uit de foto’s bij het taxatierapport en het DRZ-rapport volgt niet dat sprake is van meer dan normale gebruikssporen, passend bij leeftijd (ruim 2,5 jaar oud) en kilometerstand (bijna 32.000 km) van de auto.
4.6.
Op de foto’s zijn weliswaar krasjes zichtbaar rondom de portiergrepen, maar dergelijke krasjes ontstaan nu eenmaal bij gebruik van een voertuig (openen en sluiten van de portieren) en zijn bij uitstek te typeren als normale gebruikssporen, zeker bij een leeftijd en kilometerstand als hier aan de orde.
4.7.
Op de close-up foto’s van de portieren aan de rechterzijde zijn krasjes zichtbaar, maar op de foto’s van de gehele portieren zijn deze niet waarneembaar. In het DRZ-rapport zijn deze krasjes niet gekwalificeerd als schade, terwijl andere krassen (bijvoorbeeld op het dak) wel als schade zijn aangemerkt. Dat het om meer dan normale gebruikssporen gaat, is daarmee niet voldoende gebleken.
Gevolgen verschuldigde BPM
4.8.
Gelet op het voorgaande bedraagt het totale schadebedrag € 2.538,77 (zie 2.5) plus € 287,38 (zie 4.4) is € 2.826,15. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat van een hogere waardevermindering moet worden uitgegaan dan het door DRZ gehanteerde percentage (92%). De waardevermindering bedraagt dan 92% van dat bedrag, oftewel € 2.600,06. De handelsinkoopwaarde van de auto komt hiermee op (€ 89.523 -/- € 2.600,06 =) € 86.922,94.
4.9.
Niet in geschil is dat de historische nieuwprijs van de auto € 244.709 bedraagt. Uitgaande van een handelsinkoopwaarde van € 86.922,94 bedraagt het afschrijvingspercentage 64,48%. Evenmin is in geschil dat de bruto BPM € 74.167 bedraagt, zodat de afschrijving neerkomt op € 47.823 en aan BPM verschuldigd is € 26.344. Belanghebbende heeft op aangifte € 23.577 aan BPM voldaan, zodat de naheffingsaanslag moet worden verminderd tot € 2.767.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759) en € 1.518 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift, bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759), oftewel in totaal op € 3.036.
Het (hoger) beroep is niet gericht tegen de bij uitspraak op bezwaar toegekende kostenvergoeding, zodat het Hof die beslissing in stand zal laten.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur, behoudens de beslissing omtrent de kostenvergoeding,
– vermindert de naheffingsaanslag tot € 2.767,
– vermindert de belastingrente dienovereenkomstig,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 3.036,
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 270 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.R. Woeltjes, raadsheer, in tegenwoordigheid van dr. J.W.J. de Kort als griffier.
De beslissing in het openbaar uitgesproken op: 9 augustus 2022
De griffier, De raadsheer,
(J.W.J. de Kort) (V.F.R. Woeltjes)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 10 augustus 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.