In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 augustus 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [de minderjarige1]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, zijn het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, die op 11 februari 2022 de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing heeft uitgesproken. De ouders hebben vier grieven ingediend en verzoeken het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de machtiging tot uithuisplaatsing onrechtmatig te verklaren.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. H.A. van der Kleij. De raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Overijssel hebben als verweerders opgetreden. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 juli 2022 zijn de ouders verschenen, maar enkele betrokkenen zijn niet ter zitting verschenen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen, waaronder de zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders en de kwetsbaarheid van de minderjarige.
Het hof heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De ouders hebben onvoldoende openheid van zaken gegeven over hun leefsituatie en opvoedvaardigheden, waardoor het hof zich onvoldoende voorgelicht voelt om een beslissing te nemen over de periode na heden. De zaak is aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken over de opvoedvaardigheden van de vader en de thuissituatie. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd tot heden en de zaak voor het overige aangehouden.