In deze zaak gaat het om een loonvordering van [appellant] die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. [appellant] stelt dat hij in 2015 meer uren heeft gewerkt dan waarvoor hij is betaald, terwijl [geïntimeerde] dit betwist. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [appellant] 35 uur per week heeft gewerkt en heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van achterstallig salaris. [geïntimeerde] is in hoger beroep gegaan, en het hof heeft in een eerder verstekarrest geoordeeld dat niet bewezen is dat [appellant] meer dan 26 uur heeft gewerkt. In deze verzetprocedure komt [appellant] op tegen die beslissing en heeft extra getuigenverklaringen overgelegd. Het hof heeft de bewijsmiddelen opnieuw gewogen en vastgesteld dat [appellant] in de drukke weken op vrijdag en zaterdag tot sluitingstijd heeft gewerkt, wat leidt tot de conclusie dat hij recht heeft op een aantal overuren. Het hof heeft de eerdere veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van achterstallig salaris en vakantietoeslag bevestigd, maar de wettelijke verhoging gematigd tot 30%. De kostenveroordeling is ook in stand gehouden, en het hof heeft bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar zijn bij voorraad.