ECLI:NL:GHARL:2022:7701

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
7 september 2022
Zaaknummer
Wahv 200.299.683/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) betreffende stilstaan op een kruispunt

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 21 mei 2021 een inleidende beschikking had gegeven aan de betrokkene, waarbij een sanctie van € 140,- was opgelegd voor het stilstaan op een kruispunt. De betrokkene heeft aangevoerd dat hij niet op een kruispunt stond, maar voor een uitrit van de brandweerkazerne. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de gedraging van de betrokkene onderzocht, inclusief de verkeerssituatie ter plaatse en de inrichting van de wegen. Het hof concludeert dat de Eusebiusbuitensingel en de Vlijtstraat wel degelijk een kruispunt vormen, maar dat de toegang tot de brandweerkazerne niet als zodanig kan worden aangemerkt. De betrokkene heeft zijn voertuig stilgehouden op een vlak met een wit kruis, dat bedoeld is om de doorgang voor hulpdiensten vrij te houden. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd en de inleidende beschikking gewijzigd, waarbij de feitcode is aangepast naar R395, die betrekking heeft op het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg. De uitspraak benadrukt het belang van het vrijhouden van kruispunten voor hulpdiensten en de noodzaak voor bestuurders om zich aan de verkeersregels te houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.299.683/01
CJIB-nummer
: 230461928
Uitspraak d.d.
: 7 september 2022
Arrestop het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 21 mei 2021, betreffende

[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),

wonende te [woonplaats] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, die beslissing vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard.

Het verloop van de procedure

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

De beoordeling

1. De betrokkene heeft aangevoerd dat de beslissing van de officier van justitie niet deugdelijk is gemotiveerd. Nu de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd, behoeft deze grond geen bespreking.
2. De overige gronden richten zich tegen de beslissing van de kantonrechter, houdende ongegrondverklaring van het beroep tegen de inleidende beschikking.
3. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 140,- voor: “stilstaan op een kruispunt”. Deze gedraging zou zijn verricht op 10 december 2019 om 18.04 uur op de Eusebiusbuitensingel in Arnhem met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
4. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht. Hij voert daartoe aan dat geen sprake was van een kruising. Hij reed op de Eusebiusbuitensingel en heeft in de file voor het verkeerslicht bewust gewacht totdat het kruisingsvlak met de Vlijtstraat (fietspad) en de voetgangersoversteekplaats vrij was. Toen het licht groen werd en dit kruisingsvlak vrij was is hij doorgereden. Pas toen hij al op het kruisingsvlak was, zag hij dat daarna nog een wit kruis was aangebracht om de uitrit van de brandweer vrij te houden. Omdat het verkeerslicht inmiddels rood licht uitstraalde, moest hij stoppen op het witte kruis. Er is sprake van een uitrit en niet van een weg. De uitrit is niet toegankelijk voor het openbaar verkeer, er staat een bord ‘verboden in te rijden’ met onderbord ‘uitgezonderd hulpdiensten’. De uitrit is bovendien afgesloten met een slagboom en alleen bestemd voor de brandweerkazerne. Ook op de verkeersborden wordt het aangeduid als een uitrit. De uitrit is afgescheiden van de Vlijtstraat met een verhoogde en verharde afscheiding. De in- en uitrit is geen weg in de zin van de Wegenverkeerswet 1994, noch een bij de weg behorend pad, berm of zijkant. Er is ook geen gevaarlijke situatie ontstaan door het stilstaan op het witte kruis omdat de brandweer voldoende ruimte had om over het kruisingsvlak van de Vlijtstraat de weg op te draaien. De betrokkene heeft verschillende foto’s van de omgeving en de plaats van de gedraging bijgevoegd.
5. De advocaat-generaal stelt zich primair op het standpunt dat de kantonrechter het beroep tegen de inleidende beschikking terecht ongegrond heeft verklaard. Subsidiair verzoekt de advocaat-generaal de feitcode te wijzigen in R395, ‘een voertuig zodanig op de weg laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt’, met eveneens een sanctiebedrag van € 140,-.
6. De gedraging met feitcode R396a waarvoor de onderhavige sanctie is opgelegd, betreft de overtreding van artikel 23, eerste lid, onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel houdt het volgende in:
“De bestuurder mag zijn voertuig niet laten stilstaan op een kruispunt (...).”
7. Op grond van artikel 1 van het RVV 1990 wordt onder kruispunt verstaan:
“kruising of splitsing van wegen”.
8. De gegevens waarop de ambtenaar zich bij de oplegging van de sanctie heeft gebaseerd, zijn opgenomen in het zaakoverzicht. Dit zaakoverzicht bevat de informatie die in de inleidende beschikking is vermeld en daarnaast onder meer de volgende gegevens:
“Ik zag dat het voornoemde voertuig stilstond op de kruising van de hieronder vermelde wegen: Eusebiusbuitensingel Arnhem en Vlijtstraat Arnhem. (…) Vanwege de positie op de weg van voornoemd voertuig en de verkeerssituatie ter plaatse heeft geen staandehouding kunnen plaats vinden. (…)”
9. In het dossier bevindt zich voorts een proces-verbaal van 7 september 2020, waarin de ambtenaar op ambtsbelofte onder meer verklaart:
“De Eusebiusbuitensingel is een drukke toegangsweg van het Arnhemse centrumgebied. Deze weg wordt gebruikt door zowel gemotoriseerd snelverkeer als gemotoriseerd en ongemotoriseerd langzaam verkeer. De Vlijtstraat is een drukke weg voor gemotoriseerd en ongemotoriseerd langzaam verkeer. Tevens wordt de Vlijtstraat gebruikt door hulpdiensten om bij een melding hun kazerne te kunnen verlaten. (…)
Voor het gemotoriseerde snelverkeer dat op de Eusebiusbuitensingel richting het Airborneplein dan wel de Boulevard Heuvelink rijdt zijn aan beide kanten van de dubbele rijstroken zwart/wit gemarkeerde palen met daarop een roodlicht tonende dubbele knipperlicht installatie geplaatst die in werking treedt bij het uitrukken van de hulpdiensten. Onder deze knipperlicht installatie zitten op beide palen onderborden met daarop de tekst “uitrit hulpdiensten’. Op beide rijstroken zijn grote witte kruizen aangebracht om nog extra aan te geven dat dit kruisingsvlak te allen tijde vrij dient te worden gehouden voor hulpdiensten die moeten uitrukken naar een melding.
Het betreft dus wel degelijk een kruispunt van wegen en geen uitrit zoals betrokkene aangeeft.
De Vlijtstraat te Arnhem is een officiële weg en ingericht naar de daarvoor geldende inrichtingseisen voor wegen volgens het RVV 1990. De uitrit voor hulpdiensten maakt onderdeel uit van de Vlijtstraat net zoals de verkeersroute voor gemotoriseerd en ongemotoriseerd langzaam verkeer. Dat volgens betrokkene aan de linkerzijde zich geen kruisende weg bevindt klopt niet. Hier bevindt zich de toegang voor gemotoriseerd en ongemotoriseerd langzaam verkeer tot het Airborneplein. Daarbij, al zou zich daar geen kruisende weg bevinden, ook een T-splitsing is volgens de wegenverkeerswet een kruispunt van wegen.”
Bij dit proces-verbaal bevindt zich een fotografische opname van de gedraging alsmede foto’s van de locatie en een plattegrond van de locatie.
10. Niet in geschil is dat de betrokkene heeft stilgestaan op de Eusebiusbuitensingel op een vlak met een wit kruis. Ter discussie staat de vraag of dit vlak moet worden aangemerkt als (behorende tot) een kruispunt. Hiertoe moet worden vastgesteld hoe de feitelijke situatie ter plaatse was.
11. De betrokkene stelt dat het gedeelte waar zijn voertuig stilstond niet was gelegen op een kruispunt, maar voor een uitrit. De begrippen inrit en uitrit zijn in de regelgeving niet gedefinieerd, omdat de veelheid van feitelijke situaties zich lastig in een definitie laat vangen. Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een in- of uitrit, is daarom van belang of van iedere verkeersdeelnemer ter plaatse mag worden verwacht dat hij een uitmonding op duidelijk herkenbare wijze als in- of uitrit kan herkennen. Daarbij speelt de bestemming van de uitmonding (bijvoorbeeld de toegang tot een erf van een woning of bedrijfsunit) en de constructie van de uitmondingssituatie een belangrijke rol.
12. Uit hetgeen door de betrokkene en de ambtenaar naar voren is gebracht en de overgelegde foto’s van de locatie van de gedraging leidt het hof het volgende af.
De Eusebiusbuitensingel kruist voor het Airborneplein de -als fietsstraat aangelegde- Vlijtstraat. Voor deze kruising bevindt zich op de Eusebiusbuitensingel een paal met daarop een knipperlichtinstallatie en een bord met de tekst ‘uitrit hulpdiensten’. Direct naast de Vlijtstraat ligt de toegang tot de brandweerkazerne. De fietsstraat is rood geasfalteerd, de toegang tot de brandweerkazerne is bestraat met klinkers. Deze met klinkers bestrate toegang is van de fietsstraat gescheiden door een verhoogd trottoir, afgescheiden met trottoirbanden. Op dit trottoir bevinden zich bomen en (direct naast de Eusebiusbuitensingel) een lantaarnpaal waarop is bevestigd een bord C1 (geslotenverklaring) met onderbord ‘uitgezonderd hulpdiensten’.
Op de kruising van de fietsstraat met de Eusebiusbuitensingel bevinden zich enkele haaientanden, na enkele meters bevindt zich bij de met klinkers bestrate toegang tot de brandweerkazerne ook een rijtje haaientanden. Op de Eusebiusbuitensingel bevindt zich voor deze laatste haaientanden een wit omkaderd vlak met daarin een wit kruis. Het voertuig van de betrokkene stond ten tijde van de gedraging stil op dit vlak.
13. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof weliswaar sprake van een kruispunt van de Eusebiusbuitensingel met de -als fietsstraat aangelegde- Vlijtstraat, maar de toegang naar de brandweerkazerne maakt geen onderdeel uit van deze -als fietsstraat aangelegde- Vlijtstraat. De toegang tot de brandweerkazerne is op enige afstand van het kruispunt van de Eusebiusbuitensingel met de Vlijtstraat gelegen en duidelijk zowel door middel van bestrating als door middel van bebording ingericht als een in-/uitrit. Deze in-/uitrit maakt aldus geen onderdeel uit van het kruispunt van de Eusebiusbuitensingel met de Vlijtstraat. De omstandigheid dat de in/uitrit naar/van de brandweerkazerne uitmondt op de Eusebiusbinensingel maakt niet dat sprake is van een kruising of splitsing van wegen. Het hof verwijst daartoe naar het arrest van het hof Leeuwarden van 14 augustus 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BY1557.
14. Er is daarom op de plaats waar het voertuig van de betrokkene stilstond geen sprake van een kruispunt. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat de onder 3. vermelde gedraging is verricht. De beslissing van de kantonrechter, houdende ongegrondverklaring van het beroep tegen de inleidende beschikking, kan niet in stand blijven
15. De door de advocaat-generaal (subsidiair) voorgestelde gedraging met feitcode R395 betreft de overtreding van artikel 5 van de WVW 1994. Dit artikel luidt:
“Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.”
16. Op grond van de bovenvermelde gegevens kan worden vastgesteld dat het voertuig stilstond op een vlak met een wit kruis voor een in-/uitrit naar/van de brandweerkazerne. De betrokkene geeft aan
dat geen gevaar is veroorzaakt omdat brandweerauto’s achter zijn voertuig langs konden over de kruising van de Eusebiusbuitensingel met de Vlijtstraat. Door zijn voertuig recht voor de in/uitrit naar/van de brandweerkazerne te plaatsen is echter sprake van de situatie waarin gevaar of hinder kan worden veroorzaakt, nu brandweerwagens om het voertuig van de betrokkene heen zullen moeten manoeuvreren indien deze de in/uitrit naar/van de brandweerkazerne willen gebruiken. De gedraging met feitcode R395 kan derhalve worden vastgesteld.
17. Het hof ziet aanleiding om de inleidende beschikking te wijzigen. De feitcode en de omschrijving van de gedraging worden gewijzigd in feitcode R395 en “voertuig zodanig op de weg laten staat dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”. Volgens vaste jurisprudentie van het hof is het geoorloofd om de inleidende beschikking te wijzigen indien de betrokkene daardoor niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Nu het aan de gewijzigde kwalificatie ten grondslag liggende feitencomplex hetzelfde blijft en daarnaast de hoogte van het bedrag van de sanctie van laatstgenoemde gedraging gelijk is aan het bedrag van de sanctie van de in de inleidende beschikking genoemde gedraging, terwijl de betrokkene, die in de gelegenheid is gesteld om op het verweerschrift te reageren, zich tegen de wijziging van de feitcode en de omschrijving van de gedraging heeft kunnen verweren, is het hof van oordeel dat de betrokkene door de wijziging van de inleidende beschikking niet in zijn belangen is geschaad.
18. Gelet op het voorgaande zal het hof als volgt beslissen.

De beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard;
wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat de omschrijving van de gedraging en de bijbehorende feitcode worden vastgesteld op: “voertuig zodanig op de weg laten staat dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”, feitcode R395.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.