Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties 20-32, ingekomen op 26 mei 2021;
- een journaalbericht van mr. Aalten van 12 juni 2021 met productie 33;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties 34-42;
- een journaalbericht van mr. Aalten van 3 december 2021 met producties 43-50;
- een journaalbericht van mr. Christoph van 10 december 2021 met producties 23-26;
- een journaalbericht van mr. Christoph van 17 december 2021 met producties 27-30;
- een journaalbericht van mr. Christoph van 20 december 2021 met producties 31-32.
- de vrouw,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
3.De feiten
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2012,
- [de minderjarige3] , geboren [in] 2014, en
- [de minderjarige4] , geboren [in] 2015.
- [de minderjarige5] , geboren [in] 2010, en
- [de minderjarige6] , geboren [in] 2011.
4.De omvang van het geschil
- de bij beschikking van 19 december 2007 vastgestelde kinderalimentatie te wijzigen en de door de vrouw aan de man te betalen kinderalimentatie vast te stellen op € 58,- per maand, althans op een bedrag als het hof juist acht;
- te bepalen dat de man de niet betaalde kosten van kinderopvang over de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 december 2016 van € 22.845,50, vermeerderd met de wettelijke rente van € 6.331,- aan de vrouw dient te voldoen; en
- de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep onder bepaling dat, indien deze kosten niet binnen zeven dagen na de dag van wijzing van de beschikking zijn voldaan, over het bedrag van die kosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn vanaf de achtste dag tot en met de dag der algehele voldoening.