Uitspraak
[appellant],
Probis,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 18 oktober 2021;
- de memorie van grieven van 25 januari 2022;
- de memorie van antwoord van 5 april 2022;
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, dat op 20 juli 2021 werd uitgesproken. [appellant] had een loonvordering ingediend, waarbij hij betoogde dat hij niet correct was ingedeeld in de cao Metaal & Techniek - technische installatiebedrijven. Hij werkte van 4 augustus 2014 tot 1 september 2019 voor Probis Nederland B.V. en stelde dat hij recht had op nabetalingen op basis van een hogere functiegroep. De kantonrechter had zijn vorderingen afgewezen, maar in hoger beroep vorderde [appellant] dat het hof het vonnis zou vernietigen en zijn vorderingen alsnog zou toewijzen.
Het hof heeft de inschaling van de functie van [appellant] beoordeeld aan de hand van de cao en het bijbehorende FC Handboek. Het hof concludeerde dat Probis de functie van [appellant] niet correct had ingedeeld en dat de bewijslast voor de juiste indeling bij [appellant] lag. Het hof oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat zijn functie in een hogere loonschaal had moeten worden ingedeeld. Daarnaast heeft het hof de vordering van [appellant] met betrekking tot de reisurenvergoeding beoordeeld. Het hof oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij recht had op een hogere vergoeding dan die hij al ontving.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de veroordeling ook kan worden uitgevoerd voordat de zaak eventueel aan de Hoge Raad wordt voorgelegd.