ECLI:NL:GHARL:2022:7924

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
21/01595
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waarde van onroerende zaak en aanslag onroerendezaakbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank had eerder de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende vastgesteld op € 519.000 op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) voor het kalenderjaar 2020. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.

Tijdens de zitting op 8 september 2022 is er een compromis bereikt tussen partijen, waarbij de waarde van de onroerende zaak werd verlaagd tot € 500.000. Tevens is overeengekomen dat de heffingsambtenaar de kosten die belanghebbende heeft gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep zal vergoeden. Het Hof heeft de kosten vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.574, inclusief de kosten in de bezwaarfase, eerste aanleg en hoger beroep.

De uitspraak van het Hof vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar. De heffingsambtenaar is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan belanghebbende. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01595
uitspraakdatum: 13 september 2022
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland (hierna: de Rechtbank) van 13 september 2021, nummer UTR 20/4322, in het geding tussen belanghebbende en
de heffingsambtenaar van de gemeente Lelystad(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [adres] te [woonplaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 519.000 (waardepeildatum 1 januari 2019). Tegelijk met deze beschikking is een aanslag onroerendezaakbelasting 2020 (OZB) aan belanghebbende opgelegd.
1.2.
Het tegen die beschikkingen gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar bij uitspraken op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 8 september 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende mr. R. van der Weide als gemachtigde en namens de heffingsambtenaar [naam1] , bijgestaan door [naam2] (taxateur
).

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een vrijstaande semibungalow uit het bouwjaar 1996, met een schuur en een carport en is gelegen op een perceel van 892 m².
2.2.
De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond verklaard.

3.Beoordeling van het geschil

Partijen zijn ter zitting bij wijze van compromis overeengekomen dat de waarde van de onroerende zaak moet worden verminderd tot € 500.000 en dat de heffingsambtenaar de kosten die belanghebbende heeft moeten maken in verband met behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep zal vergoeden, overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, uitgaande van een wegingsfactor 1. Daarnaast is overeengekomen dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht voor de behandeling van het beroep en hoger beroep vergoedt.
Het Hof zal dienovereenkomstig beslissen waarbij de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken worden vastgesteld op € 538 voor de kosten in de bezwaarfase (2 punten (bezwaarschrift en hoorzitting)  wegingsfactor 1  € 269), € 1.518 voor de kosten in eerste aanleg (2 punten (beroepschrift, en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759) en € 1.518 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 1  € 759), ofwel in totaal op € 3.574.
Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond.

4.Beslissing

Het Hof :
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
  • verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar;
  • vermindert de waarde van de onroerende zaak tot € 500.000;
  • vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in vergoeding van de proceskosten tot een bedrag van € 3.574;
  • gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht in beroep € 48 en hoger beroep € 134 aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.H.J. Verhagen, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. L.R. Zonneveld, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2022.
De griffier, De voorzitter,
(J.H. Riethorst) (T.H.J. Verhagen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 september 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.