ECLI:NL:GHARL:2022:8073

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
20 september 2022
Zaaknummer
200.300.050
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap wegens tekortschieten van erfgenamen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van de erflater. De erfgenamen, [verweerster1] en [verweerster2], zijn tekortgeschoten in hun verplichtingen als vereffenaars, onder andere door het niet opmaken van een boedelbeschrijving en het niet verstrekken van benodigde informatie aan de legitimaris, [verzoekster]. Het hof oordeelt dat de erfgenamen in ernstige mate tekortschieten in hun taken en dat er een belangentegenstelling bestaat tussen de erfgenamen en de legitimaris. Hierdoor is het noodzakelijk om een onafhankelijke vereffenaar te benoemen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland en benoemt de heer [naam4] tot vereffenaar van de nalatenschap. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de griffier wordt opgedragen om de benoeming van de vereffenaar in het boedelregister in te schrijven.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.300.050
(zaaknummer rechtbank Gelderland 386472)
beschikking van 20 september 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat: mr. I. Lieberwerth te [woonplaats3] ,
en

1.[verweerster1] ,

wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: [verweerster1] ,
2. [verweerster2],
wonende te [woonplaats3] ,
verder te noemen: [verweerster2] ,
in hun hoedanigheid van vereffenaar van de nalatenschap van [de erflater] ,
verweersters in het principaal hoger beroep,
verzoeksters in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. D.W.J. Leijs te Hilversum.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 24 juni 2021 uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 20 september 2021;
- het verweerschrift, tevens houdende (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep met producties;
- het verweerschrift in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep met een productie;
- de brief van mr. Lieberwerth met producties van 28 april 2022;
- de brief van mr. Lieberwerth met producties van 29 april 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 10 mei 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- [verzoekster] en haar advocaat;
- [verweerster1] en [verweerster2] met hun advocaat.
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen afgesproken dat zij in mediation gaan. Het hof heeft met partijen besproken dat zij uiterlijk 31 augustus 2022 het hof informeren over de voortgang van de procedure en dat tot dan iedere beslissing wordt aangehouden.
2.4
Op 13 juli 2022 heeft mr. Lieberwerth een journaalbericht ingediend en op 26 juli 2022 mr. Leijs. Zij hebben het hof bericht dat de mediation niet is gelukt. Het hof heeft vervolgens beslist dat een beschikking zal worden gegeven.

3.De feiten

3.1
[in] 2005 te [woonplaats3] is [erflaatster] overleden, verder te noemen: de erflaatster.
3.2
De erflaatster was ten tijde van haar overlijden gehuwd met [de erflater] . Zij zijn de ouders van [verweerster2] , [verzoekster] en [verweerster1] .
3.3
[de erflater] (verder te noemen: de erflater) is [in] 2020 overleden. De laatste woonplaats van de erflater was [plaats1] , gemeente Barneveld.
3.4
De erflater heeft bij testament van 11 mei 2020 over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament is - voor zover hier van belang - het volgende bepaald:
“(…)
VERERVING
Benoeming erfgenamen
Ik benoem tot mijn erfgenamen: mijn dochters[verweerster1], voornoemd, en[verweerster2], geboren te [woonplaats1] op [in] negentienhonderd een en zestig ( [in] 1961), tezamen en voor gelijke delen. Een en ander onverminderd in deze beschikking opgenomen bijzondere regelingen met betrekking tot deze erfstelling(en).
(…)
ONTERVING
Ik sluit mijn dochter, mevrouw[verzoekster], geboren te [woonplaats1] [in] negentienhonderd drie en zestig ( [in] 1963) en haar afstammelingen uit van erfopvolging in mijn nalatenschap.
(…)
EXECUTELE
Uitvaartexecuteur
Ik benoem tot uitvaartexecuteur: mijn dochter,[verweerster1], voornoemd. Indien de benoeming niet aanvaard wordt of de uitvaartexecuteur de taak niet kan of wil voortzetten, benoem ik tot uitvaartexecuteur voor de vrijkomende taak of taken: de heer[naam1], geboren te [plaats2] [in] negentienhonderd zes en vijftig ( [in] 1956). De uitvaartexecuteur heeft uitsluitend als taak het verzorgen van mijn uitvaart.
Beheersexecuteur(hierna ook te noemen: executeur)
Ik benoem tot executeur: mijn voornoemde dochter,[verweerster1].
Indien de benoeming niet aanvaard wordt of de executeur de taak niet kan of wil voortzetten, benoem ik voor de vrijkomende taak of taken: de heer[naam1], voornoemd.
(…)”
3.5
[verweerster1] heeft de benoeming tot executeur niet aanvaard. [naam1] (verder te noemen: [naam1] ) heeft de benoeming eveneens niet aanvaard.
3.6
Bij akte van 4 december 2020 hebben [verweerster1] en [verweerster2] de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
3.7
Op 12 april 2021 heeft [verzoekster] aanspraak gemaakt op de legitieme portie.
3.8
Bij verzoekschrift heeft [verzoekster] de rechtbank verzocht om de heer [naam2] , dan wel een door de rechtbank aan te wijzen ander onzijdig persoon, tot vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van de erflater.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek tot benoeming van een vereffenaar afgewezen en beslist dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4.2
[verzoekster] is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. [verzoekster] verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, een vereffenaar te benoemen met bepaling dat de kosten van zowel de procedure in hoger beroep als de procedure in eerste aanleg voor rekening van de nalatenschap komen.
4.3
[verweerster1] en [verweerster2] voeren verweer en zijn op hun beurt in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep gekomen. Zij verzoeken het hof:
- in het principaal hoger beroep: de bestreden beschikking te bekrachtigen;
- in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep: indien het hof een vereffenaar gaat benoemen primair hen tot vereffenaar te benoemen, subsidiair [verweerster1] , meer subsidiair [verweerster1] en de heer [naam1] , meer subsidiair mevrouw [naam3] ;
- in het principaal en het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep: [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten.
4.4
[verzoekster] voert verweer in het (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep en verzoekt het hof [verweerster1] en [verweerster2] in hun verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren dan wel hen deze te ontzeggen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
In artikel 4:202 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (BW) staat, voor zover hier van belang, dat een nalatenschap wordt vereffend wanneer zij door één of meer erfgenamen onder voorrecht van boedelbeschrijving is aanvaard, tenzij er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde executeur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen.
5.2
Artikel 4:203 lid 1 sub b BW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van een belanghebbende een vereffenaar kan benoemen, onder meer wanneer hij die met het beheer van de nalatenschap is belast in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet of daartoe ongeschikt is.
5.3
[verweerster1] en [verweerster2] hebben de nalatenschap aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving. Omdat [verweerster1] noch [naam1] de benoeming tot executeur hebben aanvaard is er geen executeur die de ruimschootsverklaring van artikel 4:202 lid 1 sub a BW kan afgeven en moet de nalatenschap worden vereffend overeenkomstig afdeling 3 van titel 6, boek 4 BW.
5.4
Op grond van artikel 4:195 lid 1 BW zijn [verweerster1] en [verweerster2] als erfgenamen vereffenaar.
5.5
Tot de taken van de vereffenaar behoren in dit geval onder meer:
- de nalatenschap als een goed vereffenaar beheren en vereffenen (4:211 lid 1 BW);
- het met bekwame spoed opmaken of doen opmaken van een onderhandse of notariële boedelbeschrijving (artikel 4:211 lid 3 BW);
- het neerleggen van de boedelbeschrijving ten kantore van de boedelnotaris of, indien deze ontbreekt, ter griffie van de rechtbank, tenzij de erfgenamen door de kantonrechter hiervan zijn ontheven (artikel 4:211 lid 3 en 4);
- het voldoen van de schuldeisers (artikel 4:220 BW).
5.6
Het hof is van oordeel dat [verweerster1] en [verweerster2] in ernstige mate in de vervulling van hun verplichtingen als vereffenaars zijn tekortgeschoten. [verweerster1] en [verweerster2] hebben geen onderhandse of notariële boedelbeschrijving opgemaakt of doen opmaken, noch uit eigen beweging noch naar aanleiding van de verschillende verzoeken daartoe van [verzoekster] . Aangezien sinds het overlijden van de erflater bijna twee jaren zijn verstreken, is niet voldaan aan het vereiste om met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te maken. [verweerster1] en [verweerster2] voeren aan dat zij nog geen boedelbeschrijving kunnen maken, omdat eerst de uitkomst van de procedure bij de rechtbank moet worden afgewacht voor het oordeel over de vraag of [verzoekster] schenkingen of leningen van erflater heeft gekregen. Het hof is van oordeel dat dit geen enkele belemmering vormt voor het opmaken van een (voorlopige) boedelbeschrijving.
5.7
Daarnaast had het volgens het hof op de weg van [verweerster1] en [verweerster2] gelegen om als goede vereffenaars (artikel 4:211 lid 1 BW) [verzoekster] te voorzien van alle stukken die zij nodig heeft voor de berekening van de legitieme portie. [verzoekster] heeft daar immers meermaals om verzocht.
5.8
Het hof is verder van oordeel dat [verweerster1] en [verweerster2] ongeschikt zijn in de zin van artikel 4:203 lid 1 sub b BW. De wettelijke vereffening vindt primair plaats in het belang van de schuldeisers van de nalatenschap. [1] Dat betekent dat [verweerster1] en [verweerster2] de belangen van [verzoekster] - als legitimaris/ schuldeiser - moeten behartigen. [verweerster1] en [verweerster2] zijn echter, naast vereffenaars, ook erfgenamen. Als erfgenamen hebben zij hun eigen belangen die tegengesteld kunnen zijn aan de belangen van schuldeisers, waardoor hun primaire taak als vereffenaars in het gedrang kan komen. In dit geval is het hof van oordeel dat sprake is van een belangentegenstelling, met name omdat 1) de kwalificatie van de overeenkomst van [verzoekster] met erflater (schenking of lening) ter discussie staat en de uitkomst van die discussie ook van invloed is op de omvang van de erfdelen van [verweerster1] en [verweerster2] en 2) er in de berekening van de vorderingen van de drie kinderen uit de nalatenschap van erflaatster op de nalatenschap van erflater - volgens het hof - door de vereffenaars een onjuiste rekenwijze is toegepast en zij in die onjuiste rekenwijze volharden. Uit de aangifte erfbelasting van erflaatster blijkt dat de omvang van de nalatenschap van erflaatster € 703.614,50 bedraagt en dat haar erfgenamen (erflater, [verweerster2] , [verzoekster] en [verweerster1] ) gerechtigd zijn tot één/vierde deel (€ 175.903,62). Ingevolge de aangifte erfbelasting wordt dit bedrag verminderd met het ten laste van de kinderen komende recht van vruchtgebruik van erflater. Dit bedrag is berekend op € 73.879,52, zodat resteert € 102.024,10. [verweerster1] en [verweerster2] menen dat de vorderingen van de kinderen van erflaatster, waaronder dus die van [verzoekster] , € 102.024,10 per kind bedragen. Het hof volgt [verweerster1] en [verweerster2] hierin niet. Het hof is van oordeel dat de fiscale vermindering geen invloed heeft op de vorderingen die de kinderen op (de nalatenschap van) de erflater hebben. Op grond van de aangifte erfbelasting bedragen de vorderingen dus € 175.903,62 per kind.
5.9
Gebleken is dat [verweerster1] en [verweerster2] verschillende deskundigen hebben ingeschakeld bij de uitoefening van hun taak, maar dat zij bij de oplossing van de discussies met [verzoekster] niet hebben kunnen helpen en de tussen [verweerster1] en [verweerster2] enerzijds en [verzoekster] anderzijds ontstane meningsverschillen niet hebben kunnen overbruggen.
5.1
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat is voldaan aan de vereisten van artikel 4:203 lid 1 sub b BW. Het hof zal de bestreden beschikking onder 5.1 vernietigen en een vereffenaar benoemen.
5.11
Om iedere (schijn van) belangentegenstelling te voorkomen, is het hof van oordeel dat een onafhankelijke - niet door één van de partijen verzochte - vereffenaar de taak op zich moet nemen en zal daarom [naam4] benoemen. De voorwaardelijke incidentele verzoeken van [verweerster1] en [verweerster2] zullen dan ook worden afgewezen.
5.12
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, omdat partijen familie van elkaar zijn. Het hof zal de bestreden beschikking, voor zover het de daarin uitgesproken compensatie van de proceskosten betreft, bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beslissing onder 5.1 van de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 24 juni 2021 en opnieuw beschikkende:
benoemt de heer [naam4] , kandidaat-notaris, werkzaam bij [naam5] te [plaats3] ,
[adres]
info@ [naam5] .nl
Telefoon [nummer1]
tot vereffenaar van de nalatenschap van [de erflater] , geboren te [woonplaats3] [in] 1933, overleden te [woonplaats2] [in] 2020;
draagt de griffier van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven;
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de Staatscourant;
bekrachtigt de beslissing onder 5.2 van de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 24 juni 2021;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, I.G.M.T. Weijers-van der Marck, en D.J.M. van de Voort, bijgestaan door mr. I.M. Redert als griffier, en is op 20 september 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Parl. Gesch. Boek 4 BW, p. 844