De vrouw bestrijdt in incidenteel hoger beroep het vonnis van 23 september 2020, verbeterd bij vonnis van 16 december 2020, met vier grieven en vermeerdert daarnaast haar eis.
Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man, hetzij door hem in deze vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel door hem deze vorderingen te ontzeggen.
Zij vordert in incidenteel hoger beroep in de zaak 200.290.741 dat het hof het vonnis van 23 september 2020, verbeterd bij vonnis van 16 december 2020, vernietigd voor zover het betreft onderdeel 5.1 rechtsoverwegingen 4.2.22 tot en met 4.2.27, 4.7 en 4.9 en het onderdeel 5.2, met bekrachtiging van het overige en, opnieuw rechtdoende bij arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
I.
primairzal bepalen dat de botter, met inachtneming van wat volgens de vrouw onder de botter valt en met inachtneming van de door de vrouw geformuleerde voorwaarden onder punt 46 en 49 van de memorie van antwoord, aan de man zal worden toegedeeld, voor een bedrag van € 30.000,-, waarbij de man bovendien de door de vrouw te maken kosten voor herstel van het weiland moet voldoen voor een bedrag van € 3.617,30, onder de opschortende voorwaarde dat de man de botter binnen een termijn van 12 weken na het te wijzen (bedoeld zal zijn:) arrest moet ophalen bij gebreke waarvan de botter of onderdelen die tot de botter behoren (als genoemd onder punt 49 van de memorie van antwoord) wordt/worden toegedeeld aan de vrouw tegen betaling van een bedrag van € 0,- ;
subsidiairzal bepalen dat de botter, met inachtneming van wat volgens de vrouw onder de botter valt en met inachtneming van de door de vrouw geformuleerde voorwaarden onder punt 46 en 49 van de memorie van antwoord, aan de man zal worden toegedeeld, voor een bedrag van € 30.000,-, waarbij de man bovendien de door de vrouw te maken kosten voor herstel van het weiland moet voldoen voor een bedrag van € 3.617,30 en waarbij de man de botter en de onderdelen die tot de botter behoren (als genoemd onder punt 49 van de memorie van antwoord) binnen een termijn van 12 weken na het te wijzen (bedoeld zal zijn:) arrest moet ophalen bij gebreke waarvan, of een gedeelte daarvan, de man een dwangsom verbeurt van € 1.000,- per dag voor iedere dag dat hij met het ophalen van de botter, of onderdelen daarvan, in gebreke blijft;
primair en subsidiairmet de bepaling dat het aan de vrouw toekomende bedrag zal worden verrekend met het bedrag dat de man toekomt (uit hoofde van zijn aandeel in de overwaarde van de woning).
II. de man zal veroordelen tot betaling van € 1.493,- (naast het al eerder bepaalde bedrag van € 4.206,-) aan de vrouw uit hoofde van te veel betaalde kosten huishouding door de vrouw, althans onder verrekening van onderhavig bedrag met het bedrag wegens overbedeling;
III. de verdeling van de landbouwwerktuigen zal gelasten zoals weergegeven in productie 83 van de memorie van antwoord, met de bepaling dat de vrouw een vordering op de man heeft van € 2.073,- in verband met overbedeling, met de bepaling dat het aan de vrouw toekomende bedrag zal worden verrekend met het bedrag dat de man toekomt (uit hoofde van zijn aandeel in de overwaarde van de woning);
IV. voor het geval het hof van oordeel is dat grief 8 van de man doel treft, zal bepalen dat de lijst met persoonlijke spullen van de man zal worden verdeeld conform de stellingen van de vrouw onder punt 63 van de memorie van antwoord;
V. voor recht zal verklaren, althans zal bepalen, dat het door de vrouw is toegestaan gebruik te maken van de regeling als opgenomen onder artikel 8 lid 4 van de samenlevingsovereenkomst van partijen, indien de vrouw een vergoeding wegens overbedeling aan de man moet voldoen;
VI. zal bepalen dat de vrouw uit hoofde van schadevergoeding als omschreven onder punt 68 een vordering op de man heeft van € 5.147,42, naast de al eerder door de rechtbank vastgestelde schadevergoeding van € 674,98, zodat de man aan de vrouw moet voldoen een bedrag van € 5.147,42, met de bepaling dat het aan de vrouw toekomende bedrag zal worden verrekend met het bedrag dat de man toekomt (uit hoofde van zijn aandeel in de overwaarde van de woning);
VII. zal bepalen dat de vorderingen van de vrouw zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente en nakosten vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
VIII. de man zal veroordelen in de werkelijke kosten van deze procedure.