Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
gevestigd te Enschede,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van een moeder over haar twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. G.P.G. Willemse-Schoenmakers, had hoger beroep aangetekend tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin op verzoek van de raad voor de kinderbescherming het gezag van de moeder was beëindigd. De raad, als verweerder in hoger beroep, stelde dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling werden bedreigd en dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor hun verzorging en opvoeding te dragen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 was de moeder aanwezig, bijgestaan door haar advocaat en een tolk. De vader van de kinderen was ook aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de raad en de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen in het verleden met een machtiging uit huis zijn geplaatst en dat er een langdurige ondertoezichtstelling heeft plaatsgevonden.
Het hof heeft de grieven van de moeder, die betoogde dat de raad oneigenlijk gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om het gezag te beëindigen, verworpen. Het hof oordeelde dat de raad de bevoegdheid heeft om een verzoek tot beëindiging van het gezag in te dienen, en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was om het gezag van de moeder te beëindigen. De kinderen hadden behoefte aan stabiliteit en veiligheid, en het hof concludeerde dat de moeder niet in staat was om deze te bieden. De beschikking van de rechtbank Gelderland werd dan ook bekrachtigd.