Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de zorgregeling en kinderalimentatie tussen de ouders van een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door mr. M.H. Ceelen, en de vader, vertegenwoordigd door mr. G.W. Wullink, zijn in geschil over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en de hoogte van de alimentatie. De rechtbank Gelderland had eerder een beschikking gegeven op 6 december 2021, waarin de ouders gezamenlijk belast werden met het ouderlijk gezag en een voorlopige regeling voor de zorg- en opvoedingstaken werd vastgesteld. De vader diende een bijdrage van € 600,- per maand te betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige.
In hoger beroep heeft de moeder zes grieven ingediend, waarbij zij verzoekt de beschikking te vernietigen en een andere zorg- en contactregeling vast te stellen, evenals een hogere bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding. De vader verzet zich tegen deze grieven en vraagt om bekrachtiging van de eerdere beschikking. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 september 2022 zijn beide ouders en deskundigen verschenen om hun standpunten toe te lichten.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen, waaronder de behoefte van de minderjarige en de draagkracht van beide ouders. Het hof oordeelt dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling evenwichtig is en dat de vader voldoende tijd met de minderjarige doorbrengt. Wat betreft de kinderalimentatie is de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 830,- per maand. Het hof heeft de draagkracht van de vader en de moeder beoordeeld en komt tot de conclusie dat de vader een lagere bijdrage kan leveren dan eerder vastgesteld. De vader zal met ingang van 1 juli 2021 € 172,- per maand betalen en vanaf 1 augustus 2022 € 89,- per maand. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.