In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door [verzoeker] tegen [verweerder] over de vraag of er dwangsommen zijn verbeurd vanwege een niet tijdige eigendomsoverdracht van een onroerende zaak in Oostenrijk. De voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland had op 21 april 2021 [verzoeker] veroordeeld om zijn aandeel in het perceel in Oostenrijk binnen zeven dagen na betekening van het vonnis aan [verweerder] over te dragen, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor elke dag dat hij hieraan niet voldeed, tot een maximum van € 50.000,00. Het hof heeft vastgesteld dat [verzoeker] niet tijdig aan deze veroordeling heeft voldaan, omdat de notaris pas op 25 mei 2021 de benodigde documenten ontving. De vraag of de dwangsommen zijn verbeurd, hing af van de uitleg van de veroordeling in het vonnis van 21 april 2021. Het hof oordeelde dat [verzoeker] ervoor moest zorgen dat de notaris binnen zeven dagen na betekening beschikte over alle noodzakelijke documenten. Het hof heeft de vordering van [verzoeker] om geen dwangsommen te hoeven betalen afgewezen, en heeft geoordeeld dat hij over de periode van 1 mei tot en met 25 mei 2021 dwangsommen heeft verbeurd. De kosten van de procedure in hoger beroep zijn voor rekening van [verzoeker].