ECLI:NL:GHARL:2022:9043

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 oktober 2022
Publicatiedatum
24 oktober 2022
Zaaknummer
200.313.821/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging uithuisplaatsing van een minderjarige en de rol van de gecertificeerde instelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2016. De ouders van de minderjarige, die samen het ouderlijk gezag uitoefenen, zijn in hoger beroep gegaan tegen de beslissing van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, die op 29 juni 2022 had besloten dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige verlengd zou worden tot 21 juli 2023 en dat de uithuisplaatsing moest worden voortgezet. De ouders zijn van mening dat de GI (gecertificeerde instelling) niet voldoende heeft onderbouwd dat zij niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van hun kind weg te nemen en verzoeken het hof om een contra-expertise te laten uitvoeren door het NIFP (Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie).

Het hof heeft de zaak behandeld op 22 september 2022, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De raad voor de kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders niet bereid zijn om samen te werken met de GI, wat de voortgang van het onderzoek naar hun opvoedingsvaardigheden belemmert. Het hof is van oordeel dat de beslissing van de kinderrechter om de uithuisplaatsing te verlengen gerechtvaardigd is, gezien de noodzaak voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige.

Het hof heeft het verzoek van de ouders om een contra-expertise af te wijzen, omdat de GI wel degelijk bereid is om onderzoek te doen, maar de ouders niet meewerken. Het hof bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter en wijst de overige verzoeken van de ouders af. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.313.821
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 213886)
beschikking van 20 oktober 2022
inzake
[verzoekster](de moeder) en
[verzoeker](de vader),
(samen: de ouders),
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl (in Rotterdam).
Belanghebbende is:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering(de GI),
(in Amsterdam).

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] , geboren [in] 2016.

2.Belangrijke informatie

2.1
De ouders hebben een relatie met elkaar en wonen samen. De ouders hebben samen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] staat sinds 21 juli 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 21 juli 2023.
2.3
Op 16 november 2021 heeft de kinderrechter beslist dat [de minderjarige] uit huis moest worden geplaatst (een spoedmachtiging uithuisplaatsing verleend). [de minderjarige] heeft eerst in een pleeggezin gewoond, maar hij woont nu in een gezinshuis.
2.4
Op 14 februari 2022 heeft de kinderrechter beslist dat [de minderjarige] contact heeft met zijn vader eens in de drie weken gedurende een uur onder begeleiding. Er is sinds het voorjaar van 2022 geen contact tussen [de minderjarige] en zijn moeder.

3.De beslissing van de kinderrechter

3.1
De kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 29 juni 2022 op verzoek van de GI een beslissing genomen.
3.2
De kinderrechter heeft beslist dat de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] wordt verlengd tot 21 juli 2023. De kinderrechter heeft ook beslist dat [de minderjarige] in een gezinshuis moet blijven wonen (de machtiging uithuisplaatsing verlengd) tot 21 juli 2023.

4.Het hoger beroep

De ouders zijn niet eens met een deel van de beslissing van de kinderrechter. Zij zijn in hoger beroep gegaan tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. Zij vinden dat het hof het verzoek van de GI om [de minderjarige] langer uit huis te plaatsen alsnog moet afwijzen, of moet beslissen dat er een onderzoek wordt gedaan door het NIFP om te kijken of [de minderjarige] weer thuis kan wonen (artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift van 27 juli 2022 met bijlage(n);
- het verweerschrift van de GI met bijlage(n).
5.2
De zitting bij het hof was op 22 september 2022.
Aanwezig waren:
- de ouders en hun advocaat;
- [naam1] voor de GI.
De raad voor de kinderbescherming was niet aanwezig.

6.De redenen voor de beslissing

6.1
De kinderrechter kan de uithuisplaatsing van een kind verlengen (artikel 1:265c lid 2 van het Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter kan dat alleen als de uithuisplaatsing nog steeds noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van het kind.
6.2
Het hof is het eens met de beslissing van de kinderrechter om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen. Het hof is het eens met de redenen die de kinderrechter daarvoor heeft gegeven. Het hof neemt die redenen over. Het hof voegt daar nog het volgende aan toe.
6.3
De ouders stellen in hun beroepschrift onder meer dat de GI niet voldoende heeft onderbouwd dat zij niet in staat zijn om de ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] weg te nemen en het belang van [de minderjarige] voorop te stellen. Het hof is het niet met de ouders eens. De ouders willen nog steeds op geen enkele manier de samenwerking met de GI aangaan. De GI had graag onderzoek verricht naar de pedagogische vaardigheden van de ouders en openheid gehad over de thuissituatie van de ouders. Alleen zijn het de ouders (met name de moeder) die in zeer duidelijke bewoordingen, ook op zitting, kenbaar maken onder geen enkele omstandigheid te willen samenwerken met de GI. Door deze houding verliezen de ouders het belang van [de minderjarige] uit het oog, want daardoor komt er geen duidelijkheid over hun opvoedvaardigheden en lukt het de GI niet om de omgang tussen [de minderjarige] en de ouders te regelen. Inmiddels is het veiligheidsteam van de GI betrokken en zoals door de jeugdbeschermer ter zitting is gezegd wil de GI graag nogmaals proberen de samenwerking met de ouders aan te gaan en met de ouders afspraken maken over de omgang met [de minderjarige] . Het hof hoopt dat de ouders deze nieuwe kans, in het belang van [de minderjarige] , met beide handen aangrijpen. De ouders zullen zich moeten openstellen voor een samenwerking met de GI zodat de GI samen met de ouders kan kijken naar hun rol in het leven van [de minderjarige] en naar de omgang met [de minderjarige] .
onderzoek als bedoeld in artikel 810a lid 2 Rv
6.4
Volgens de ouders heeft er onvoldoende onderzoek plaatsgevonden naar hun mogelijkheden waardoor zij geen eerlijke kans hebben gekregen. De ouders verzoeken daarom in hoger beroep het hof het NIFP te vragen een contra-expertise te laten doen naar - onder meer - hun affectieve en pedagogische vaardigheden in relatie tot de opvoedingsbehoeften van [de minderjarige] en de mogelijkheden tot thuisplaatsing van [de minderjarige] .
6.5
Het hof zal dit verzoek afwijzen. De GI wil heel graag onderzoek doen naar de opvoedvaardigheden van de ouders en inzicht krijgen in de thuissituatie van de ouders, maar tot vandaag heeft een onderzoek niet plaatsgevonden. Dit komt omdat er van de kant van de ouders geen medewerking is. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2020 (ECLI:NL:HR:2020:961) kan van een onderzoek op grond van artikel 810a lid 2 Rv op verzoek van een ouder (nog) geen sprake zijn indien de raad of de GI onderzoek noodzakelijk acht, maar dit onderzoek (nog) niet heeft kunnen plaatsvinden of nog loopt. Nu duidelijk is dat het aan de houding van de ouders te wijten is dat het onderzoek door de GI (nog) niet heeft kunnen plaatsvinden, zal het hof het verzoek van de ouders ten aanzien van een deskundigenonderzoek afwijzen.
6.6
Kortom, het hof vindt dat de beslissing van de kinderrechter om de uithuisplaatsing van [de minderjarige] te verlengen, moet blijven gelden. Het hof zal die beslissing daarom bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter (in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen) van 29 juni 2022;
wijst af wat verder is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, R. Feunekes en L. van Dijk. De beschikking is in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2022.