ECLI:NL:GHARL:2022:9344

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
200.310.535
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van gezamenlijk ouderlijk gezag na hoger beroep in een familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het ouderlijk gezag over een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Overijssel, die de vader samen met haar had belast met het ouderlijk gezag. De moeder stelde dat de communicatie tussen haar en de vader ernstig verstoord was, wat volgens haar een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige met zich meebracht. De vader voerde echter aan dat hij bereid was om te werken aan verbetering van de communicatie en dat gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige was.

Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is en dat er geen contra-indicaties waren om de vader niet met het gezag te belasten. Het hof benadrukte dat het in het belang van de minderjarige is dat beide ouders betrokken zijn en dat hulpverlening de moeder kan ondersteunen in het accepteren van de rol van de vader. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de minderjarige en de communicatieproblemen tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.310.535
(zaaknummer rechtbank Overijssel 252609)
beschikking van 3 november 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. Mercanoğlu te Almelo,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. T.L.V. de Jong te Enschede.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Overijssel,
gevestigd te Hengelo (O),
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Overijssel, locatie Almelo (verder: de rechtbank), van 20 augustus 2020, 8 februari 2021, 30 september 2021 en 8 april 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. De beschikking van 8 april 2022 zal verder ook worden genoemd: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 10 mei 2022;
- het verweerschrift van de vader met producties;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 12 juli 2022 met een productie;
- een journaalbericht van mr. De Jong van 26 september 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 oktober 2022 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-twee vertegenwoordigers van de GI;
-een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader hebben een relatie met elkaar gehad en zij zijn de ouders van:
[de minderjarige] , geboren te [woonplaats1] [in] 2019.
3.2
Bij beschikking van 20 augustus 2020 heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, naar aanleiding van het verzoek van de vader om:
-een bijzondere curator te benoemen over [de minderjarige] ;
-hem vervangende toestemming te verlenen voor de erkenning van [de minderjarige] ;
-een zorgregeling vast te stellen en
-hem gezamenlijk met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] ,
[naam1] benoemd tot bijzondere curator over [de minderjarige] en de beslissing op de overige verzoeken aangehouden.
3.3
Bij beschikking van 8 februari 2021 heeft de rechtbank de raad verzocht onderzoek te doen, te rapporteren en te adviseren over de overige verzoeken van de vader en iedere verdere beslissing aangehouden.
3.4
De raad heeft op 30 juni 2021 een rapport met advies uitgebracht. De raad adviseerde in dat rapport de rechtbank om de vervangende toestemming voor erkenning van [de minderjarige] te verlenen en om de vader tezamen met de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] . De raad adviseerde om de beslissing op het verzoek om een zorgregeling vast te stellen voor een periode van negen maanden aan te houden, zodat de ouders onder regie van de GI kunnen gaan werken aan de opbouw van de omgang. Verder verzocht de raad de rechtbank om [de minderjarige] onder toezicht te stellen.
3.5
Bij beschikking van 30 september 2021 heeft de rechtbank:
-de vader vervangende toestemming verleend tot erkenning van [de minderjarige] ;
-de raad verzocht een update-onderzoek te verrichten, te rapporteren en te adviseren over het gezag en de meest wenselijke omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] ;
-iedere verdere beslissing over het gezag en de omgangsregeling aangehouden.
3.6
Bij afzonderlijke beschikking van 30 september 2021 heeft de kinderrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, [de minderjarige] voor de duur van 30 september 2021 tot 30 maart 2022 onder toezicht gesteld van de GI. De termijn van deze ondertoezichtstelling is nadien steeds verlengd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank -uitvoerbaar bij voorraad- de vader samen met de moeder belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
De rechtbank heeft voorts de raad verzocht een update-onderzoek te verrichten, te rapporteren en te adviseren over de meest wenselijke omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] en iedere verdere beslissing over de zorg- en contactregeling tussen de vader en [de minderjarige] aangehouden en de zaak verwezen naar de mondelinge behandeling van 13 september 2022.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoekt het hof die beschikking (het hof begrijpt: ten aanzien van de beslissing over het gezag) te vernietigen en het inleidende verzoek van de vader (in zoverre) alsnog af te wijzen.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd. Hij vraagt het hof de moeder in haar verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel dat verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of
b. afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.2
De moeder stelt -kort samengevat- dat het niet in het belang van [de minderjarige] is dat de vader tezamen met de moeder met het ouderlijk gezag wordt bekleed. De communicatie tussen de ouders is volgens de moeder zodanig ernstig verstoord dat invulling van gezamenlijk gezag vrijwel onmogelijk is, in welke situatie er een onaanvaardbaar risico bestaat dat [de minderjarige] (nog meer) klem of verloren raakt tussen de ouders.
5.3
De vader voert het volgende aan. De rechtbank heeft weliswaar geconstateerd dat er een risico bestaat dat [de minderjarige] bij gezamenlijk gezag klem zal raken tussen de ouders, maar heeft desondanks besloten tot gezamenlijk gezag. De vader erkent dat er geen communicatie is tussen de ouders en dat er een verstoorde onderlinge verhouding is, maar hij wil, anders dan de moeder, meewerken aan verbetering van de communicatie met de moeder. Indien de moeder alleen het gezag heeft over [de minderjarige] , dan zal zij, zoals zij volgens hem steeds heeft gedaan, iedere communicatie met de vader en ieder contact tussen [de minderjarige] en de vader frustreren.
5.4
Het hof stelt voorop dat gezamenlijk gezag van ouders het uitgangspunt is van de wet. Als sprake is van een onaanvaardbaar risico dat een kind door gezamenlijk gezag klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen is dit een van de (limitatieve) gronden waarop een verzoek om gezamenlijk gezag door de rechter kan worden afgewezen. Het hiervoor in 5.1 aangehaalde wetsartikel beperkt de rechter enkel in de gronden voor afwijzing van een verzoek om gezamenlijk gezag. De rechter heeft, ook als wordt voldaan aan het zogenaamde klemcriterium, echter de vrijheid om anders te beslissen, als gezamenlijk gezag het meest in het belang van het kind is. Het hof is van oordeel dat dat laatste hier het geval is en motiveert dat als volgt.
Voor gezamenlijk gezag is nodig dat de ouders in staat zijn om op enige wijze met elkaar te communiceren over voor [de minderjarige] belangrijke aangelegenheden. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting van het hof is gebleken dat de ouders tot nu toe niet in staat zijn om contact met elkaar te hebben. Bij gezamenlijk gezag kan dit leiden tot een situatie waarin het kind klem of verloren raakt tussen de ouders. Gebleken is dat de vader zich voor verbetering van de communicatie wil inzetten, maar dat de moeder daar tot nu toe niet voor open staat. De moeder is bang voor de agressie van de vader naar haar en voor de mogelijkheid dat de vader [de minderjarige] zal meenemen naar het buitenland. De vader ontkent dat hij agressief is naar de moeder of dat hij van plan zou zijn om [de minderjarige] mee te nemen naar het buitenland. De vader is door de politierechter op 5 juli 2022 van alle door de moeder in haar aangiftes genoemde en hem ten laste gelegde feiten vrijgesproken.
Het hof is, mede gelet op de het advies en de informatie van de vertegenwoordigers van de raad en van de GI ter mondelinge behandeling in hoger beroep, van oordeel dat het in het belang van [de minderjarige] is dat beide ouders gezag over haar hebben. Gelet op de ervaringen uit het verleden acht het hof de kans aanzienlijk dat wanneer de moeder alleen met het gezag belast is, zij zal blijven weigeren om de vader informatie over [de minderjarige] te geven en om toestemming te geven voor contact tussen [de minderjarige] en de vader. Als die situatie voortduurt bestaat het risico dat de moeder haar angsten, waarvoor zij tot nu toe geen of onvoldoende hulp heeft gezocht, zal overdragen op [de minderjarige] . Dat kan leiden tot een negatief vaderbeeld, wat voor [de minderjarige] een ernstige ontwikkelingsbedreiging vormt.
Overigens is het hof niet gebleken van contra-indicaties om de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag te belasten. Niet gebleken is dat de vader sinds hij -vanaf de bestreden beschikking- samen met de moeder met het gezag over [de minderjarige] is belast, gezagsbeslissingen heeft gefrustreerd of dat hij dat naar verwachting in de toekomst zal gaan doen. Het hof betrekt in zijn oordeel voorts dat de onlangs opgestarte contactmomenten tussen de vader en [de minderjarige] volgens de begeleidende instantie Kind en Gezin goed zijn verlopen. Niet is gebleken dat deze contacten negatieve gevolgen voor [de minderjarige] hebben gehad. Ook is niet gebleken dat [de minderjarige] op dit moment klem zit tussen de ouders. Dat [de minderjarige] na die eerste contacten ander gedrag laat zien, zoals de moeder stelt, is niet ongebruikelijk. Gezamenlijk gezag draagt er aan bij dat de vader langzaamaan meer betrokken kan raken in het leven van [de minderjarige] . De GI kan bij gezamenlijk gezag -indien nodig- in het kader van de ondertoezichtstelling aan beide ouders schriftelijke aanwijzingen geven. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, te bekrachtigen.
5.5
Het hof benadrukt tenslotte dat het in het belang van [de minderjarige] is dat de de vader een rol speelt in haar leven. Hulpverlening kan de moeder mogelijk helpen bij het accepteren van die rol. De inzet van de moeder om tot verbetering van de communicatie met de vader te komen is in dat kader essentieel. Het hof acht het positief dat de moeder, zoals ter zitting is gebleken, al is gestart met het zoeken van hulp om haar angsten te overwinnen.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 8 april 2022, voor zover daarbij de vader samen met de moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.G.M.T. Weijers-van der Marck, R. Feunekes en
S. Kuijpers, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 3 november 2022 door
mr. M.H.F. van Vugt uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.