ECLI:NL:GHARL:2022:9381

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 november 2022
Publicatiedatum
3 november 2022
Zaaknummer
200.303.675/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen buren over rendementsverlies van zonnepanelen door dakkapel

In deze zaak gaat het om een geschil tussen buren over het rendementsverlies van zonnepanelen van appellante door de aanwezigheid van een dakkapel op het dak van geïntimeerde. Appellante heeft in 2015 zonnepanelen geplaatst, terwijl geïntimeerde in 2019 een dakkapel heeft laten bouwen. Door de dakkapel valt er schaduw op de zonnepanelen, wat leidt tot een vermindering van de opbrengst. Appellante stelt dat dit onrechtmatige hinder oplevert en vordert schadevergoeding voor het rendementsverlies. Het hof oordeelt dat er geen inbreuk is op het eigendomsrecht van appellante en dat er geen recht bestaat op onbelemmerd zonlicht voor zonnepanelen. Het hof wijst de vorderingen van appellante af, omdat de hinder die zij ondervindt binnen de grenzen van wat zij moet dulden blijft. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van appellante eerder had afgewezen. Appellante wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.303.675/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 89420912)
arrest van 1 november 2022
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats1] ,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. D.F. Fransen, die kantoor houdt te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. M.J.F. Nuijens, die kantoor houdt te Groningen.

1.De procedure bij de kantonrechter

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 29 juni 2021 dat de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft gewezen.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 28 september 2021,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- het tussenarrest van 24 mei 2022,
- een akte overleggen producties van [appellante] die bij het hof is binnengekomen op 12 september 2022.
2.2
Op grond van het tussenarrest van 24 mei 2022 heeft met instemming van partijen op 21 september 2022 een enkelvoudige mondelinge behandeling ter plaatse plaatsgevonden (een descente). Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
2.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het voorafgaand aan het tussenarrest overgelegde procesdossier dat is aangevuld met de voormelde nagekomen akte en het proces-verbaal.

3.Waar het in deze zaak om gaat

[appellante] en [geïntimeerde] zijn buren. In 2015 heeft [appellante] op het dak van haar woning zonnepanelen geplaatst. In 2019 heeft [geïntimeerde] een dakkapel laten plaatsen op het dak van haar woning. Door de aanwezigheid van de dakkapel valt soms schaduw op de zonnepanelen. [appellante] is van mening dat sprake is van onrechtmatige hinder. Zij wil daarom dat [geïntimeerde] overgaat tot vergoeding van de kosten voor de aanpassing van het zonnepanelensysteem zodat het huidige rendementsverlies door de schaduwwerking (grotendeels) ongedaan wordt gemaakt dan wel dat [geïntimeerde] overgaat tot vergoeding van de schade in de vorm van het rendementsverlies. [geïntimeerde] is het hier niet mee eens. Het geschil heeft de volgende achtergrond.

4.De vaststaande feiten

4.1
[appellante] , eigenaresse van het perceel [adres] 33, en [geïntimeerde] , eigenaresse van het perceel [adres] 31 te [woonplaats1] , zijn buren en wonen in aan elkaar geschakelde woningen. Deze woningen zijn rond 1994 gebouwd.
4.2
In 2015 zijn op de schuine zijde van het dak van de woning van [appellante] zonnepanelen geplaatst. Dit dakvlak is naar het zuidoosten en naar de schuine dakzijde van de woning van [geïntimeerde] gericht. Vooraf was [appellante] geadviseerd dat plaatsing van twaalf zonnepanelen voldoende zou zijn ‘voor eigen gebruik’. Met het oog op de toekomst en om een marge in te bouwen, is door [appellante] besloten veertien zonnepanelen te laten plaatsen. Daarbij heeft zij gekozen voor een serieel geschakeld zonnepanelensysteem.
4.3
Op 26 oktober 2018 heeft de gemeente aan [geïntimeerde] een vergunning verleend voor het plaatsen van een dakkapel op de schuine zijde van het dak van haar woning. Het dakvlak hiervan is gericht naar het dak van de woning van [appellante] . Medio 2019 is deze dakkapel gerealiseerd.
4.4
Op 3 juli 2019 heeft iTX BouwConsult B.V. (hierna: iTX) in opdracht van [appellante] een rapport uitgebracht over een door haar uitgevoerde bezonningsstudie. In het rapport staat onder meer geschreven in verband met de effecten van de dakkapel op de zonnepanelen:
‘Uit het onderzoek naar de schaduwvorming op het dak van [adres] 33 blijkt dat de
gerealiseerde dakkapel van [adres] 31 een negatief effect heeft op de performance van de PV-installatie van nummer 33.
Uit het vier seizoenen onderzoek blijkt dat de onderste rij panelen (van de maximaal 3 rijen)
in het voor- en najaar van 9:00 uur in de ochtend tot 14:00 uur in de middag hinder
ondervindt door schaduw van de dakkapel. De gemiddelde zonneduur op het dak neemt af met 8% uitgaande van een verder niet benut dak van de dakkapel van nummer 31.Wordt de dakkapel voorzien van eveneens PV-panelen dan zal het verlies oplopen naar 10%.’
4.5
Op 3 november 2020 heeft de gemeente aan [geïntimeerde] een gewijzigde omgevingsvergunning verleend voor de hoekstijl in de dakkapel.
4.6
Op verzoek van [appellante] heeft ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) op 10 januari 2022 een rapport uitgebracht over haar onderzoek naar de vraag wat het rendementsverlies is door de gemiddelde zonlichtafname als gevolg van de dakkapel en luchtkoker op de woning van [geïntimeerde] . In het rapport wordt deze vraag als volgt beantwoord:
6. Beantwoording onderzoeksvraag
(…) De berekening voordat de dakkapel bij [geïntimeerde] was geplaatst heeft de zonnestroominstallatie met de Sununo omvormer een performance van 0,75 KWh/Wp. Door veroudering van de zonnepanelen ontstaat na 7 jaar een vermindering in de opbrengst van circa 7%. Lineaire daling resulteert na 25 jaar in een vermogen van circa 80% van de oorspronkelijke productie.
Het 1e jaar 0,75 KWh/Wp geeft een jaarlijkse gemiddelde opbrengst van 2.716 KWh. Na het eerste jaar is er een rendementsafname van 2% en vervolgens daalt het jaarlijks rendement lineair en is na 10 jaar 90% en na 25 jaar gedaald naar 80%. De installatie is in februari 2022 zeven jaar oud en daarbij hoort een gemiddelde productie van 2.445 KWh, door de schaduw van de dakkapel is deze 10% lager en is dan circa 2.200 KWh. De reële schade is hiermee voor dit jaar 245 KWh x € 0,22= € 53,90. Door de jaarlijkse afname van de productie zal de schade in het 25e jaar 214 KWh x € 0,22 = € 47,08 bedragen. Gemiddelde schade per jaar is 230 x € 0,22 = € 50,60 per jaar.
7. Conclusie
De geplaatste dakkapel op het hellend dak van [geïntimeerde] heeft een nadelig effect op de productie van de zonnepanelen van [appellante] . (…)
Omdat de zonnepanelen in serie zijn aangesloten is schaduwvorming op de laagst geplaatste zonnepanelen van invloed op de totale prestatie van het systeem. Het plaatsen van optimizers achter de zonnepanelen zou het effect van de schaduwvorming verkleinen. De investering die dit met zich meebrengt zal hoger zijn dan het jaarlijkse verlies door de schaduwwerking.
De installatie is in februari 2022 zeven jaar oud en door de schaduwwerking van de dakkapel met luchtkoker is de gemiddelde productie 10% lager en circa 2.200 KWh. De gemiddelde schade op jaarbasis bedraagt met als uitgangspunt de gemiddelde energieprijs van 2021 € 50,60 per jaar.’
4.7
Op verzoek van [appellante] heeft [naam1] van onderzoeksbureau Straightforward op 29 april 2022 een rapport uitgebracht. Opnieuw is de vraag voorgelegd wat het opbrengstverlies is in kWh van de zonnepaneleninstallatie als gevolg van de plaatsing van de dakkapel. [naam1] schrijft in zijn rapport onder meer:
‘(…) De opbrengstvermindering wordt veroorzaakt door twee effecten:
1. Plaatsen van de dakkapel verminderd de totale hoeveelheid licht die op de zonnepanelen valt. Dit valt uiteen in twee delen:
-directe instraling (…): het directe zonlicht wordt afgeschermd;
-diffuse instraling: vanaf de hele hemelkoepel valt licht op de panelen. Het deel achter de panelen draagt niet bij aan de opwekking en het deel dat door het dak van de buren wordt afgeschermd ook niet, dit deel is vergroot door het plaatsen van de dakkapel. (…)
2. Plaatsen van de dakkapel verminderd de opbrengst doordat er verschillen in instraling
ontstaan op de verschillende panelen. (…) De zonnepanelen zijn in serie aangesloten in strings. Aangenomen is dat er twee strings van ieder 7 panelen zijn aangesloten. Omdat de zonnepanelen in serie zijn aangesloten zal de opbrengst van de string als geheel worden beïnvloed door schaduw op een deel van de panelen of op één paneel in de string. (…)
Het totale opbrengstverlies is mogelijk lager dan op het eerste gezicht verwacht. Dit wordt veroorzaakt doordat in Nederland de diffuse instraling (instraling vanuit de gehele hemelkoepel) verantwoordelijk is voor ongeveer 60% van de jaaropbrengst. Deze instraling wordt maar in beperkte mate verlaagd door het plaatsen van de dakkapel aangezien het dak van de buren voor plaatsing ook aanwezig was als object dat een deel van de hemelkoepel afschermt.
Conclusie:
Als gevolg van de plaatsing van de dakkapel zal de opbrengst van de zonnestroominstallatie ongeveer 9,6% lager zijn. Gerekend over de totale verwachte levensduur van de installatie van 30 jaar betekent dit een vermindering van de totale opbrengst van ongeveer 7.166 kWh.’

5.Het geschil bij en de beslissing van de kantonrechter

5.1
[appellante] heeft bij de kantonrechter een verklaring voor recht gevorderd dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens [appellante] handelt door het plaatsen van een dakkapel en dat [appellante] hierdoor schade lijdt. Zij heeft verder gevorderd veroordeling van [geïntimeerde] tot vergoeding van deze schade die zij bij de kantonrechter heeft begroot op € 5.571,58. Ook heeft zij een verklaring voor recht gevorderd dat [geïntimeerde] in strijd met artikel 5:50 eerste lid BW handelt door het raam van de dakkapel binnen twee meter van de erfgrens te plaatsen met veroordeling van [geïntimeerde] tot het volledig blinderen van dit raam.
5.2
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen.

6.Het geschil in hoger beroep

6.1
De bedoeling van het hoger beroep van [appellante] is dat het vonnis van de kantonrechter van 29 juni 2021 wordt vernietigd en dat haar vordering alsnog wordt toegewezen.
6.2
In hoger beroep heeft [appellante] haar eis gewijzigd. Het raam van de dakkapel binnen de twee meter van de erfgrens, is daardoor geen onderwerp meer van het geschil. De vorderingen zien enkel nog op de gevolgen van de aanwezigheid van de dakkapel. [appellante] heeft daartoe allereerst gevorderd dat het hof [geïntimeerde] veroordeelt om de onrechtmatige toestand op te heffen door de kosten te dragen voor het compenseren van het rendementsverlies. Daartoe zouden twee extra zonnepanelen en zestien optimizers moeten worden geplaatst en de bestaande omvormer worden vervangen. Daarmee wordt het serieel geschakelde systeem omgebouwd tot een parallel geschakeld systeem. De kosten heeft [appellante] aanvankelijk begroot op € 5.021,50 inclusief btw en nadien, op basis van een geactualiseerde offerte, op € 5.505,50 inclusief btw. Verder heeft zij gevorderd dat het hof [geïntimeerde] veroordeelt om de reeds geleden schade in vorm van rendements-/productieverlies ten bedrage van € 339,- te vergoeden aan [appellante] , te vermeerderen met rente en kosten.
Subsidiair heeft [appellante] gevorderd dat het hof [geïntimeerde] veroordeelt de schade te vergoeden die [appellante] als gevolg van het onrechtmatig handelen lijdt. Die schade bestaat, aldus [appellante] , uit het totale rendementsverlies gedurende de levensduur van de zonnepanelen, te vermeerderen met rente en kosten.
Zowel primair als subsidiair heeft [appellante] gevorderd dat het hof voor recht verklaart dat [geïntimeerde] hinder toebrengt aan [appellante] op een wijze die onrechtmatig is en [geïntimeerde] te veroordelen tot vergoeding van de redelijke kosten voor de vaststelling van de schade en de aansprakelijkheid en tot terugbetaling van dat wat ter uitvoering van het vonnis van de kantonrechter door [appellante] aan haar is betaald.
6.3
[geïntimeerde] heeft geen bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging. Het hof ziet ambtshalve geen reden deze eiswijzing buiten beschouwing te laten zodat recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis.
6.4
[appellante] heeft twee bezwaren (grieven) tegen het vonnis van de kantonrechter geformuleerd. Die zullen hierna worden besproken.

7.Beoordeling van de grieven en de vordering

Het standpunt van [appellante]
7.1
Met de eerste grief komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter
dat de ontneming van direct zonlicht door de dakkapel van 8% aan gemiddelde zonuren per dag niet onrechtmatig is jegens [appellante] . [appellante] heeft gesteld dat de hinder die zij ondervindt door de zonlichtafname als gevolg van de dakkapel, wel zodanig ernstig is dat deze in de gegeven situatie maatschappelijk onbetamelijk en daarmee onrechtmatig is in de zin van artikel 5:37 en artikel 6:162 BW. Zij voert daarvoor aan dat zij gedurende de resterende levensduur van haar zonnepanelen hinder zal ondervinden van de schaduwvorming door de dakkapel en ook daarna. De ernst van deze hinder heeft zij aangetoond door middel van de rapportages van iTX, ZNEB en Straightforward. [geïntimeerde] had kunnen en moeten bedenken dat haar dakkapel een schaduw zou opwerpen op de zonnepanelen van [appellante] , terwijl het algemene belang van de exploitatie van zonne-energie in de afweging van de betrokken belangen moet worden meegewogen. [geïntimeerde] kan de hinder die [appellante] ondervindt gemakkelijk voorkomen door het laten ombouwen van het systeem van [appellante] van een serieschakeling naar een parallelle schakeling en plaatsing van twee extra zonnepanelen. Daarnaast had [geïntimeerde] de schaduwwerking kunnen voorzien en had zij ook kunnen kiezen voor een lagere dakkapel. [geïntimeerde] maakt inbreuk op de goede werking van de zonnepanelen. Deze inbreuk is een inbreuk op het eigendomsrecht van [appellante] en dus per definitie onrechtmatig.
Inbreuk op het eigendomsrecht?
7.2
De meest vergaande stelling van [appellante] is dat [geïntimeerde] een inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [appellante] doordat het nuttige rendement van haar zonnepanelen wordt aangetast. Het hof verwerpt deze stelling. Dat door de schaduwwerking van de dakkapel de zonnepanelen minder rendement hebben dan bij de plaatsing werd beoogd, wil niet zeggen dat inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht dat op de zonnepanelen rust.
7.3
Voor zover in de stellingen van [appellante] besloten ligt een beroep op een (beperkt zakelijk) recht op onbelemmerd direct zonlicht op haar zonnepanelen, althans op haar dak, wijst het hof die stelling eveneens af. Het installeren en exploiteren van een zonnepanelen-installatie op een eigen zaak doet niet een dergelijk recht ontstaan ten opzichte van een andermans zaak, vergelijkbaar met het in het oud-vaderlandse recht bestaande 'windrecht' of 'recht van windvang' bij een windmolen (de zekere vrije zone die noodzakelijk is om een windmolen voldoende te laten functioneren, waarvan nu in het ruimtelijk ordeningsrecht de windmolenbiotoop in zekere zin de publiekrechtelijke opvolger is).
Onrechtmatige hinder?
7.4
Het ontnemen van direct zonlicht op zonnepanelen kan onder omstandigheden echter onrechtmatig zijn. Het antwoord op de vraag of dat het geval is, wordt niet bepaald door harde normen en is sterk verweven met de feitelijke omstandigheden van het concrete geval. Zogeheten bezonningsnormen of regels die zich uitspreken tegen het oprichten of verbouwen van objecten in verband met opbrengsten van zonnepanelen op of aan aanpalende erven zijn er niet. Een ‘zonnepanelenbiotoop’ waarmee bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening moet worden gehouden - in navolging van een ‘molenbiotoop’ - evenmin.
7.5
Uitgangspunt is dat het een eigenaar van een woning vrij staat om het dak van zijn woning in te richten of te gebruiken naar eigen inzichten. Dit recht is in zoverre beperkt dat de uitoefening ervan niet in strijd mag komen met rechten van anderen. Enige hinder moet daarbij door die anderen worden geduld. De grens ligt daar waar de eigenaar van de woning bij de uitoefening van zijn recht aan anderen, onder wie buren, onrechtmatige hinder toebrengt. Artikel 5:37 BW bepaalt met zoveel woorden dat de eigenaar van een erf niet in een mate of op een wijze die volgens artikel 6:162 BW onrechtmatig is, aan de eigenaar van een ander erf hinder mag toebrengen door het onthouden van licht. De vraag of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad afhankelijk van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daarbij toegebrachte schade in verband met de verdere omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij moet onder meer rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die door de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid - mede gelet op de daaraan verbonden kosten - en de bereidheid om maatregelen ter voorkoming van schade te treffen. [1]
7.6
Tegen de achtergrond van het voorgaande overweegt het hof dat het [geïntimeerde] als eigenaresse van haar woning in beginsel vrij stond om - binnen de grenzen van wat planologisch mocht - een dakkapel op het dak van haar woning te plaatsen. Dat de dakkapel definitief is vergund staat vast. Het hof gaat voorbij aan het herhaalde betoog van [appellante] dat deze vergunning onterecht zou zijn verleend. Het recht om overeenkomstig de vergunning te bouwen is enkel begrensd in die zin dat [geïntimeerde] bij de uitoefening ervan aan [appellante] geen onrechtmatige hinder mag toebrengen. Het hof is van oordeel dat daarvan geen sprake is en overweegt daartoe het volgende.
7.7
Wat betreft de aard van de hinder gaat het hier om ontneming van (direct) zonlicht op het dak en daarmee op de zonnepanelen van [appellante] . De ernst ervan wisselt, zo blijkt uit de bezonningsstudie van iTX, al naar gelang het seizoen, maar de gemiddelde zonneduur op de zonnepanelen, zo staat tussen partijen als onvoldoende weersproken vast, is afgenomen met 8%. De duur van deze hinder is gekoppeld aan de levensduur van de zonnepanelen uitgaande van de aanwezigheid van de dakkapel. De schade manifesteert zich volgens ZNEB, die in haar berekeningen ervan uitgaat dat de panelen een levensduur hebben van 25 jaar, in een rendementsverlies van 10% dat neerkomt op gemiddeld 230 kWh per jaar. Volgens Straightforward gaat het om een rendementsverlies van 9,6% dat neerkomt op een vermindering van de totale opbrengst, gerekend met een levensduur van 30 jaar, van ongeveer 7.166 kWh. Weliswaar heeft [appellante] gesteld, onder verwijzing naar haar energienota’s van de jaren 2015 tot en met 2021, dat het daadwerkelijke rendementsverlies als gevolg van de schaduwvorming door de dakkapel veel groter is dan dat wat ZNEB heeft berekend, maar Straightforward, die door haar na het onderzoek van ZNEB is ingeschakeld en die kennis heeft genomen van deze energienota’s, komt tot een ongeveer vergelijkbaar resultaat als ZNEB. Het hof gaat dan ook aan haar stelling dat de schade minimaal 25% hoger is dan de schade die ZNEB heeft berekend, als onvoldoende onderbouwd voorbij. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. Het hof gaat bij de beoordeling verder uit van de door ZNEB en Straightforward berekende waarden.
7.8
Het hof is van oordeel dat een gemiddelde afname van zonne-uren op de zonnepanelen van 8% per dag, die resulteert in een rendementsverlies van 9,6% tot 10%, in objectieve zin binnen de grenzen blijft van wat door [appellante] aanvaard moet worden. Het hof betrekt daarbij het recht en het belang van [geïntimeerde] om als woningeigenaar haar woongenot te vergroten door extra leefruimte te creëren. Dat [geïntimeerde] daartoe binnen de grenzen van dat wat planologisch mocht, op het dak van haar woning een dakkapel heeft laten plaatsen, is in de gegeven omstandigheden, mede gezien de omvang en bouw van de dakkapel, niet zo uitzonderlijk of buitengewoon dat [appellante] dit of enige andere aanpassing van het dak van [geïntimeerde] , niet had kunnen of hoeven verwachten. Het gaat hier immers om een moderne gezinswoning in een stedelijk gebied. Daarbij komt dat de wijze waarop de schuine dakvlakken van de woningen naar elkaar toe zijn gekeerd, met zich brengt dat diffuse instraling van licht op de panelen van [appellante] ook zonder een dakkapel door het naastgelegen dak van [geïntimeerde] al wordt beperkt. Het hof verwijst naar het rapport van Straightforward waarin wordt opgemerkt dat in Nederland de diffuse instraling verantwoordelijk is voor ongeveer 60% van de jaaropbrengst en dat deze instraling in dit geval maar in beperkte mate wordt verlaagd door het plaatsen van de dakkapel aangezien het dak van de buren voor plaatsing ook al aanwezig was als object dat een deel van de hemelkoepel afschermt. De keuze in 2015 van [appellante] om over te gaan tot de aanleg van een serieel geschakeld zonnepanelensysteem, waardoor, anders dan bij een parallel geschakeld zonnepanelensysteem zoals zij nu heeft gevorderd, al een beschaduwing van één paneel tot verlies in kWh-opbrengsten van alle panelen leidt, komt in de gegeven omstandigheden dan ook voor haar eigen rekening en risico. De omstandigheid dat de prijzen per kWh op dit moment sterk zijn gestegen ten opzichte van de prijzen in de voorgaande jaren, maakt - als momentopname en onderhevig aan (toekomstige) veranderingen - een en ander niet anders, nog daargelaten dat deze prijsstijging niet in dezelfde mate plaats vindt bij de teruglevertarieven van met zonnepanelen opgewekte stroom aan het net.
Conclusie
7.9
Uit het voorgaande vloeit voort dat van een inbreuk op het eigendomsrecht of van onrechtmatige hinder geen sprake is. De eerste grief faalt dan ook. Het gevolg hiervan is dat de vorderingen van [appellante] moeten worden afgewezen. Ook de tweede grief, die betrekking heeft op het oordeel van de kantonrechter dat niet aan de beoordeling van de schade wordt toegekomen, treft dus geen doel.
7.1
Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Die kosten zullen aan de zijde van [geïntimeerde] worden vastgesteld op € 343,- aan griffierechten en op € 1.574,- voor geliquideerd salaris van de advocaat ( 2 punten, tarief I).
7.11
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 29 juni 2021,
veroordeelt [appellante] in de proceskosten in hoger beroep en bepaalt deze kosten aan de zijde van [geïntimeerde] op € 343,- aan griffierechten en op € 1.574,- voor geliquideerd salaris van de advocaat, alsmede in de nakosten ten belope van € 163,- een en ander te voldoen binnen veertien dagen na vandaag, en - voor het geval voldoening van genoemde (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente daarover te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
veroordeelt [appellante] tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als de kosten niet binnen veertien dagen zijn betaald en de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan [appellante] . Als daarna niet is betaald, dan worden ook deze kosten verder verhoogd met de wettelijke rente,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Wichers, J.H. Kuiper en W.F. Boele en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 november 2022.

Voetnoten

1.Vergelijk onder meer HR 3 mei 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0235 (overwaaiende onkruidzaden vanuit buurperceel) en HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1106.