Uitspraak
1.[appellant1] Betonwerken V.O.F.,
[appellant1] Betonwerken,
[appellante2],
[appellant3],
[appellant1] Betonwerken c.s.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak vordert [geïntimeerde] betaling voor geleverde materialen aan [appellant1] Betonwerken V.O.F. De rechtbank had eerder een deel van de vordering toegewezen, maar [appellant1] Betonwerken c.s. zijn in hoger beroep gegaan om de vordering geheel af te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank een aantal facturen ten onrechte heeft toegewezen en heeft de vordering van [geïntimeerde] verminderd. Het hof heeft geoordeeld dat een beroep op opschorting van betaling niet gerechtvaardigd is, omdat een factuur geen tegenprestatie is die opschorting rechtvaardigt. Het hof heeft de vordering van [geïntimeerde] tot betaling van € 42.773,65, vermeerderd met rente en kosten, deels toegewezen, maar het totaalbedrag dat [appellant1] Betonwerken c.s. verschuldigd zijn, is vastgesteld op € 17.903,25. De wettelijke handelsrente is toegewezen vanaf 1 januari 2019. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 8 november 2022.