In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar zoon, geboren in 2009. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.J. Boekhout, heeft in hoger beroep verzocht om het gezag te handhaven. De Raad voor de Kinderbescherming (de raad) heeft echter geadviseerd om het gezag te beëindigen, omdat er geen zicht is op een thuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder. De raad heeft in een rapport van 11 juli 2022 aangegeven dat de ontwikkeling van de minderjarige in gevaar komt door de onrust die het contact met de moeder met zich meebrengt. De moeder heeft moeite om haar emoties onder controle te houden, wat de samenwerking met de jeugdbeschermer en pleegouders bemoeilijkt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2022 waren de moeder, haar advocaat, vertegenwoordigers van de raad en de gecertificeerde instelling (GI), en de pleegouders aanwezig. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin het gezag van de moeder al was beëindigd, bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de ernstige verstoring van de samenwerking tussen de moeder en de GI, evenals de moeizame communicatie met de pleegouders, een beëindiging van het gezag noodzakelijk maakt. Dit biedt niet alleen rust en duidelijkheid voor de minderjarige, maar ook voor de betrokkenen in zijn omgeving. Het hof benadrukte dat de GI zich moet blijven inspannen voor verbetering van het contact tussen de moeder en de pleegouders, ondanks de beëindiging van het gezag.