Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 augustus 2022;
- het verweerschrift van de GI met producties.
- twee vertegenwoordigers van de GI,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2009.
Daarbij heeft de rechter bepaald dat deze omgangsregeling gefaseerd moest worden uitgebreid naar eenmaal per zes weken gedurende twee uur wanneer, indien en voor zover de kinderen dat aan zouden kunnen naar het oordeel van de Gl. Bij beschikking van 22 januari 2019 heeft dit hof die beschikking bekrachtigd.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Het hof is van oordeel dat er nu, mede gezien de korte periode van ontzegging die nog resteert, bij de kinderen geen ruimte bestaat voor omgang of contact met hun moeder. Dit blijkt niet alleen uit de schriftelijke stukken, maar ook uit de stellige en volhardende verklaringen van de kinderen tijdens het gesprek dat zij hebben gehad met één van de raadsheren van het hof. De weerstand die de kinderen op dit moment hebben tegen contact met de moeder moet, gelet ook op de leeftijd van de kinderen, serieus genomen worden. Het hof heeft daarbij oog voor de omstandigheid dat de kinderen al bijna hun hele leven bij de pleegouders wonen. Dit leidt tot het oordeel dat het hof omgang tussen de moeder en de kinderen op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen oordeelt.
Er spelen nu meerdere tegenstrijdige belangen. De GI lijkt onderdeel te zijn geworden van de discussie; de moeder heeft de rechtbank gevraagd een andere GI te benoemen. Daarom is het nodig dat er iemand is die alleen naar de belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] kijkt en die hun belangen ook behartigt, zowel in als buiten rechte.
De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator bij de rechtbank heeft ingediend en dat op korte termijn een mondelinge behandeling is gepland.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de voogd (jeugdbeschermer) bovendien verklaard dat hij zich zal inspannen om de moeder ook in deze procedure en het eventueel daarop volgende onderzoek te betrekken. Het hof onderschrijft de mening van de moeder dat het in het belang van de kinderen is dat zij als moeder hierin wordt betrokken, en dat zij ook nadien blijvend op de hoogte wordt gehouden door de GI.
Maar daarnaast weegt mee dat naar verwachting op korte termijn een bijzondere curator voor de kinderen zal worden benoemd. Het hof is van oordeel dat de uitkomsten van de gesprekken van de bijzondere curator met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] moeten worden afgewacht voordat de kinderen met mogelijk verder onderzoek worden belast. Bovendien zijn de kinderen op dit moment zo stellig in hun wens om geen contact te hebben met de moeder dat een extra onderzoek naar het oordeel van het hof (op dit moment) niet in hun belang kan worden geacht.