Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 23 mei 2022;
- het verweerschrift van de GI met producties.
- twee vertegenwoordigers van de GI,
- een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
3.De feiten
- [de minderjarige1] , geboren [in] 2008, en
- [de minderjarige2] , geboren [in] 2009.
Daarbij heeft de rechter bepaald dat deze omgangsregeling gefaseerd moest worden uitgebreid naar eenmaal per zes weken gedurende twee uur wanneer, indien en voor zover de kinderen dat aan zouden kunnen naar het oordeel van de Gl. Bij beschikking van 22 januari 2019 heeft dit hof die beschikking bekrachtigd.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
vertelt stellig en voortdurend dat zij niet naar haar moeder wil. Mede gelet op de leeftijd van [de minderjarige2] is het hof van oordeel dat de mening van [de minderjarige2] serieus moet worden genomen. Daarbij komt dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige2] . De schoolresultaten van [de minderjarige2] blijven achter bij de voorgaande jaren en zij zegt dat haar hoofd ‘vol’ zit. Daarnaast laat [de minderjarige2] veel boosheid zien naar haar moeder en heeft zij stress over de omgangsmomenten. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat omgang in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige2] en heeft de kinderrechter de omgang tussen de moeder en [de minderjarige2] op goede gronden stopgezet.