ECLI:NL:GHARL:2022:9798

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
15 november 2022
Zaaknummer
200.315.698
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een geschil tussen ouders

In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die geboren is in 2020. De ouders, de moeder en de vader, zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige], die bij de moeder woont. De kinderrechter had eerder, op 2 september 2021, de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] ingesteld op verzoek van de raad, en deze was geldig tot 2 september 2022. De kinderrechter heeft op 16 augustus 2022 de ondertoezichtstelling verlengd tot 2 september 2023, wat de moeder in hoger beroep aanvecht.

De moeder stelt dat [de minderjarige] niet ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de vader verantwoordelijk is voor het frustreren van de zorgregeling. De GI, Stichting Jeugdbescherming Gelderland, verzet zich tegen de vernietiging van de beschikking en vraagt om bekrachtiging. De vader heeft in een email aangegeven het eens te zijn met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 oktober 2022 zijn de moeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig, maar de vader heeft zich afgemeld.

Het hof oordeelt dat de relatie tussen de ouders onder druk staat, wat de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] kan bedreigen. De moeder heeft zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de vader, maar de GI deelt deze zorgen niet. Het hof concludeert dat de wettelijke vereisten voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan, en bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter. Het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de noodzaak voor hen om deel te nemen aan ouderschapsmodules.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.315.698
(zaaknummer rechtbank Gelderland 406561)
beschikking van 15 november 2022
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V. de Roo te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[de vader],
wonende te [woonplaats2] ,
verder te noemen: de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 16 augustus 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna te noemen: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 september 2022;
  • het verweerschrift van de GI met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 13 oktober 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • namens de moeder mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl, als vervanger van mr. De Roo,
  • twee vertegenwoordigers van de GI,
De vader heeft zich voorafgaand aan de mondelinge behandeling afgemeld bij de GI. Hij heeft ook een email geschreven aan de GI, gedateerd 10 oktober 2022, die (de vertegenwoordiger van) de GI tijdens de mondelinge behandeling heeft voorgelezen.

3.De feiten

3.1
De moeder en de vader zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2020. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [de minderjarige] . [de minderjarige] woont bij de moeder.
3.2
Bij beschikking van 2 september 2021 heeft de kinderrechter [de minderjarige] , op verzoek van de raad, onder toezicht gesteld van de GI tot 2 september 2022.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 2 september 2023.
4.2
De moeder is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en het verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.3
De GI voert verweer, zij vraagt bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4.4
De vader heeft (in zijn onder 2.2 aangehaalde email-bericht) laten weten dat hij het eens is met verlenging van de ondertoezichtstelling.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:260, eerste lid, in verband met artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
5.2
De moeder kan zich met de bestreden beschikking niet verenigen en voert daartoe aan dat [de minderjarige] niet ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] ontwikkelt zich volgens de moeder juist goed. De moeder geeft [de minderjarige] toestemming om contact te hebben met de vader. Het is juist de vader die omgangsmomenten afzegt of [de minderjarige] niet komt ophalen, en daarmee de zorgregeling frustreert. In de zomer van 2022 hebben de vader en [de minderjarige] daardoor elf weken geen contact met elkaar gehad. De vader is volgens de moeder niet eerlijk in de redenen waarom hij de contactmomenten afzegt. De moeder heeft haar zorgen over de opvoedsituatie bij de vader meermaals neergelegd bij de GI, maar zij wordt door de GI niet gehoord. Mede hierdoor verloopt de samenwerking met de GI moeizaam. Als er wel contact is tussen de vader en [de minderjarige] , dan komt [de minderjarige] volgens de moeder verwaarloosd en vermoeid thuis. In de periode waarin geen uitvoering werd gegeven aan de zorgregeling maakte [de minderjarige] een positieve ontwikkeling door.
5.3
De GI voert aan dat het contact tussen de vader en [de minderjarige] pas sinds kort weer tot stand is gekomen. De relatie tussen de vader en [de minderjarige] staat onder druk en daarmee ook de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . De moeder spreekt niet alleen regelmatig haar twijfels uit over de opvoedsituatie bij de vader, maar ook over zijn geestelijke gezondheid. Deze zorgen deelt de GI niet. De GI ziet wel dat ouders verschillen in stijl van opvoeden. Dat de omgang in de zomer stil is komen te liggen, ligt aan beslissingen van de moeder. De vader was die tijd bij zijn vader die ernstig ziek was en niet veel later ook overleed. De GI voert verder aan dat de moeder, anders dan zij stelt, onvoldoende openstaat voor hulpverlening. Zo heeft de moeder meerdere keren afgeslagen om deel te nemen aan de module Gezamenlijk Ouderschap van Curess.
5.4
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het verlengen van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Het hof voegt hier nog het volgende aan toe.
5.5
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders inmiddels sinds enkele weken uitvoering geven aan de door de rechtbank vastgestelde en door dit hof op 30 augustus 2022 bekrachtigde zorgregeling. Het hof is het met de GI eens dat deze ontwikkeling, hoewel positief, nog wel zeer pril is. Daar komt bij dat de moeder, zoals de GI onweersproken heeft aangevoerd, pas toestemming voor uitvoering van deze zorgregeling heeft gegeven nadat oplegging van een dwangsom of zelfs een uithuisplaatsing van [de minderjarige] dreigde.
De overdrachten vinden momenteel plaats op het kantoor van de GI, nadat bleek dat de moeder filmopnamen maakte van de overdrachten en de communicatie tussen ouders tijdens overdrachten zeer moeizaam verliep. Op het kantoor van de GI groeten de ouders elkaar, maar spreken zij nog niet over het verloop van de zorgregeling. Namens de moeder is aangevoerd dat zij in staat is om samen met de vader afspraken te maken over de invulling van de zorgregeling. Gelet op het gebrek aan communicatie en onderling vertrouwen acht het hof, met de GI, de ouders hier (nu nog) niet toe in staat. Zo blijft de moeder, ook terwijl uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling, herhalen dat zij geen vertrouwen heeft in de manier van opvoeden van de vader. Pas als er (een begin van) vertrouwen van de moeder in de vader is, is er een basis voor ouders om in onderling overleg afspraken te maken en naar [de minderjarige] uit te dragen dat zij samen haar ouders zijn.
Het hof overweegt dat er op dit moment mogelijk bij [de minderjarige] nog geen zogenoemde ‘kindsignalen’ zichtbaar zijn. [de minderjarige] lijkt zich normaal te ontwikkelen, maar het hof maakt zich gezien de verstoorde relatie tussen de ouders wel ernstige zorgen over de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . Onder deze omstandigheden is het hof, in tegenstelling tot de moeder, van oordeel dat [de minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling en dat dat aanleiding geeft voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.
5.5
Het hof stelt tot slot vast dat mr. Berendse-de Gruijl tijdens de mondelinge behandeling namens de moeder heeft verklaard dat de moeder bereid is om deel te nemen aan de module Gezamenlijk Ouderschap van Curess, of een vergelijkbare ouderschapsmodule. Het hof vindt het in het belang van [de minderjarige] dat zowel de moeder als de vader zich hiervoor zullen inzetten.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, van 16 augustus 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. de Boer, R. Feunekes en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 15 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.