Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 8 september 2022;
- het verweerschrift van de GI met producties.
- namens de moeder mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl, als vervanger van mr. De Roo,
- twee vertegenwoordigers van de GI,
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De overdrachten vinden momenteel plaats op het kantoor van de GI, nadat bleek dat de moeder filmopnamen maakte van de overdrachten en de communicatie tussen ouders tijdens overdrachten zeer moeizaam verliep. Op het kantoor van de GI groeten de ouders elkaar, maar spreken zij nog niet over het verloop van de zorgregeling. Namens de moeder is aangevoerd dat zij in staat is om samen met de vader afspraken te maken over de invulling van de zorgregeling. Gelet op het gebrek aan communicatie en onderling vertrouwen acht het hof, met de GI, de ouders hier (nu nog) niet toe in staat. Zo blijft de moeder, ook terwijl uitvoering wordt gegeven aan de zorgregeling, herhalen dat zij geen vertrouwen heeft in de manier van opvoeden van de vader. Pas als er (een begin van) vertrouwen van de moeder in de vader is, is er een basis voor ouders om in onderling overleg afspraken te maken en naar [de minderjarige] uit te dragen dat zij samen haar ouders zijn.
Het hof overweegt dat er op dit moment mogelijk bij [de minderjarige] nog geen zogenoemde ‘kindsignalen’ zichtbaar zijn. [de minderjarige] lijkt zich normaal te ontwikkelen, maar het hof maakt zich gezien de verstoorde relatie tussen de ouders wel ernstige zorgen over de identiteitsontwikkeling van [de minderjarige] . Onder deze omstandigheden is het hof, in tegenstelling tot de moeder, van oordeel dat [de minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling en dat dat aanleiding geeft voor een verlenging van de ondertoezichtstelling.