ECLI:NL:GHARL:2022:9876

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
200.317.389
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schorsing van de beslissing van de rechtbank inzake partneralimentatie en verdeling van huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schorsing van een eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. T.C. Putters, verzocht om schorsing van de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot partneralimentatie, de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de verkoop van de echtelijke woning. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 918,- per maand aan de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Kara, moest betalen voor haar levensonderhoud en had de wijze van verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld.

Het hof heeft de procedure in eerste aanleg besproken en verwees naar de beschikking van de rechtbank van 19 juli 2022, waarin de echtscheiding was uitgesproken en de voorwaarden voor alimentatie en verdeling waren vastgesteld. De man had in hoger beroep verzocht om schorsing van deze beslissingen, maar het hof oordeelde dat hij niet voldoende had aangetoond dat er goede redenen waren voor schorsing. Het hof benadrukte dat de beslissingen van de rechtbank niet berustten op een kennelijke misslag en dat het belang van de vrouw bij de uitvoering van de alimentatie en de verdeling van de woning zwaarder woog dan het belang van de man bij schorsing.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de man tot schorsing afgewezen, waarbij het belang van de vrouw bij de partneralimentatie en de verdeling van de woning vooropstond. De man had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claims en zijn argumenten werden als niet overtuigend beschouwd. De beslissing van het hof werd op 17 november 2022 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, familie
zaaknummer gerechtshof 200.317.389/02
(zaaknummer rechtbank Gelderland 400303)
beschikking van 17 november 2022 op het verzoek tot schorsing
inzake
[verzoeker],
woonplaats [woonplaats1] ,
verzoeker,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. T.C. Putters in Harderwijk,
en
[verweerster],
woonplaats [woonplaats1] ,
verweerster,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. S. Kara in Rotterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 19 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer. Bij deze beschikking heeft de rechtbank:
de echtscheiding uitgesproken tussen de man en de vrouw, die [in] 1995 met elkaar zijn gehuwd in de gemeente Zaanstad;
bepaald dat de man aan de vrouw € 918,- per maand zal betalen voor haar levensonderhoud vanaf de dag waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, steeds bij vooruitbetaling te voldoen;
de wijze van verdelen van de huwelijksgoederengemeenschap gelast conform de punten 9 t/m 11 van het verzoekschrift;
bepaald dat de man zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop en levering van de (voormalige) echtelijke woning, [woonplaats1] , [adres] , aan een derde/derden;
bepaald dat de onder 2, 3, en 4 genoemde beslissingen uitvoerbaar zijn bij voorraad,
en het meer of anders verzochte afgewezen.

2. Het geding in hoger beroep in de hoofdzaak en met betrekking tot het verzoek tot schorsing

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met een verzoek tot schorsing met producties, ingekomen op 11 oktober
2022;
- een verweerschrift op het verzoek tot schorsing;
- een journaalbericht van mr. Kara van 3 november 2022 met producties;
- een journaalbericht van mr. Putters van 3 november 2022 met producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 7 november 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw bijgestaan door haar advocaat.

3.De motivering van de beslissing

3.1
Aan de orde is het verzoek van de man schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de onder 1 (het geding in eerste aanleg), punten 2, 3 en 4 genoemde beslissingen betreft. De vrouw voert hiertegen gemotiveerd verweer.
3.2
Hoger beroep schorst de werking, tenzij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op grond van artikel 360 lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de hogere rechter, indien hoger beroep is ingesteld tegen een beschikking die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, alsnog de werking schorsen.
3.3
Een veroordeling is uitvoerbaar, ook als daartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof kan de uitvoerbaarheid schorsen, als het belang van de veroordeelde partij bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij. Het hof gaat uit van de overwegingen en beslissingen van de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft daarbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
3.4
De man vraagt om schorsing van de beslissingen van de rechtbank over:
a. de partneralimentatie,
b. de wijze van verdelen van de huwelijksgoederengemeenschap en
c. de verkoop en levering van de echtelijke woning.
Voor al deze drie onderwerpen geldt dat de man niet duidelijk heeft gemaakt dat er goede redenen zijn voor schorsing. Het hof zal dat uitleggen.
3.5
Bij de beoordeling van dit schorsingsverzoek moet het hof uitgaan van de beslissingen van de rechtbank over de in 3.4 genoemde onderwerpen. Die beslissingen berusten niet op een kennelijke misslag. Daarvan is sprake als voor iedereen duidelijk is dat de rechtbank een juridische of feitelijke fout heeft gemaakt. De man stelt zonder daar voorbeelden van te geven of bewijs van te laten zien slechts dat de vrouw bij de rechtbank bewust relevante informatie heeft achtergehouden. Hij maakt niet eens duidelijk welke informatie dat dan is.
3.6
De man heeft ook zijn standpunt dat zijn belang bij behoud van de bestaande situatie zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij uitvoering van de beschikking van 19 juli 2022 niet of onvoldoende onderbouwd.
3.7
Het enige argument van de man om de beslissing van de rechtbank over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en de medewerking aan de verkoop en levering van de woning te schorsen is dat hij deze woning op termijn zelf graag wil overnemen. Het hof vindt dat dit belang niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij verdeling van de (netto-opbrengst van de) woning. De vrouw legt uit dat zij zonder verdeling van de woning niet in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Verder is onduidelijk of de man de woning inderdaad binnen een aanvaardbare termijn kan overnemen. De man heeft tot slot al voldoende tijd gehad, ongeveer een jaar, om te laten zien dat hij de echtelijke woning van de vrouw kan overnemen. Dat is hem tot nu toe niet gelukt. Er is dan ook geen reden om tot schorsing van de beslissingen van de rechtbank onder 3 en 4 over te gaan.
3.8
Dan rest nog de beslissing van de rechtbank over de partneralimentatie. Ook hier vindt het hof dat het belang van de man bij schorsing van deze beslissing niet zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij partneralimentatie. De vrouw is voor haar levensonderhoud aangewezen op die partneralimentatie. De man maakt niet duidelijk dat hij bij betaling daarvan in financiële nood raakt of dat sprake is van een kennelijke misslag van de rechtbank bij de vaststelling daarvan. Zijn argument dat de partneralimentatie om een aantal redenen te hoog is vastgesteld, is geen reden voor schorsing. Dat moet in de hoofdzaak worden beoordeeld.
3.9
De slotsom is dat het hof het schorsingsverzoek zal afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, K.A.M van Os - ten Have en
S. Kuijpers, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op
17 november 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.