ECLI:NL:GHARL:2023:10120

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.326.466
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling voor minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor de minderjarige kinderen van partijen, na een eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland. De vrouw en de man, die in 2005 zijn gehuwd en samen twee kinderen hebben, zijn in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw zou zijn en had een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen op bepaalde avonden bij de man verbleven. De vrouw heeft in hoger beroep verzocht om de zorgregeling te wijzigen, zodat de kinderen meer tijd bij de man zouden doorbrengen.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad voor de kinderbescherming geadviseerd om de wens van de minderjarige te volgen, wat leidde tot de conclusie dat het in het belang van de kinderen is dat zij zowel bij de man als bij de vrouw op doordeweekse avonden eten. Het hof heeft deze aanbeveling overgenomen en de eerdere beschikking van de rechtbank op dit punt vernietigd. De zorg- en opvoedingstaken worden nu verdeeld, zodat de minderjarige één doordeweekse avond bij de man en één doordeweekse avond bij de vrouw doorbrengt.

Daarnaast hebben partijen overeenstemming bereikt over de pensioenen en de oudedagsverplichting (ODV), waardoor het hof de verzoeken in het incidenteel hoger beroep niet meer hoeft te behandelen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof, waarbij de griffier aanwezig was.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.326.466 en 200.329.080
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 523889 en 527214)
beschikking van 28 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. L. Berghuis-Knijff te Utrecht,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. N.R. Coffi te Amersfoort.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 juli 2022 en 27 januari 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. De beschikking van 27 januari 2023 wordt hierna ook de bestreden beschikking genoemd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 april 2023;
  • het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep met producties;
  • het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep met producties;
  • een journaalbericht van mr. Berghuis-Knijff van 12 oktober 2023 met een productie;
  • een journaalbericht van mr. Coffi van 13 oktober 2023 met producties.
2.2
Op 23 oktober 2023 hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] met een raadsheer en de griffier van het hof gesproken. Zij hebben verteld wat zij vinden van de zorgregeling tussen [de minderjarige2] en haar vader.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 24 oktober 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat,
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).
2.4
Na de mondelinge behandeling zijn nog de volgende stukken ingediend:
  • een journaalbericht van mr. Berghuis-Knijff van 13 november 2023;
  • een journaalbericht van mr. Coffie van 14 november 2023.

3.De feiten

3.1
De vrouw en de man zijn [in] 2005 met elkaar gehuwd.
3.2
Zij zijn de ouders van:
  • [de minderjarige1] , geboren [in] 2006, en
  • [de minderjarige2] , geboren [in] 2008.
Zij hebben samen het gezag over de kinderen.
3.3
De vrouw heeft de rechtbank verzocht de echtscheiding uit te spreken en nevenvoorzieningen te treffen voor (onder meer) de zorgregeling en de oudedagsverplichting (hierna: ODV) in de BV van de man.
3.4.
Bij beschikking van 8 juli 2022 heeft de rechtbank bepaald dat de vrouw, ook al ontbreekt een ouderschapsplan, ontvankelijk is in haar verzoek tot echtscheiding.
3.5
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en:
  • de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw vastgesteld;
  • een zorgregeling vastgesteld en daarbij onder meer bepaald dat [de minderjarige2] iedere week twee doordeweekse dagen bij de man is tijdens het avondeten, waarbij de dagen flexibel zijn vanwege de sportactiviteiten van [de minderjarige2]
  • bepaald dat de man binnen een maand na afgifte van deze beschikking aan de vrouw een actuariële pensioenberekening per datum scheiding van het tijdens het huwelijk opgebouwde en in de ODV ondergebrachte vermogen met vermelding van de aanspraken van de vrouw per datum pensioen van de man dient te overhandigen, en te bepalen dat de vrouw met ingang van de pensioengerechtigde leeftijd van de man recht heeft op de bij die aanspraak behorende maandelijkse uitkeringen.
3.6
Het huwelijk van partijen is [in] 2023 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

in het principaal hoger beroep van de vrouw
4.1
De vrouw is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking ten aanzien van de zorgregeling tussen de man en [de minderjarige2] te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
  • [de minderjarige2] één keer in de twee weken (in de even weken) een weekend van vrijdag voor het avondeten tot zondag na het avondeten bij de man verblijft,
  • [de minderjarige2] iedere week één doordeweekse dag tijdens het avondeten bij de man verblijft, waarbij de dag flexibel is vanwege de sportactiviteiten van [de minderjarige2] , en
  • de zorg tijdens de vakanties, conform de schoolvakanties, bij helfte tussen partijen wordt verdeeld.
De man voert gemotiveerd verweer, hij stelt zich op het standpunt dat het verzoek van de vrouw moet worden afgewezen.
in het incidenteel hoger beroep van de man
4.2
Ook de man komt in hoger beroep van de bestreden beschikking. Ook hij heeft één grief. De bedoeling van zijn hoger beroep is dat het hof het aandeel van de vrouw in de ODV bepaalt. De vrouw vraagt het hof vervolgens de ODV te betrekken in het finaal verrekenbeding van partijen, en de omvang van de ODV en de daaruit voortvloeiende aanspraken van de vrouw vast te stellen.

5.De motivering van de beslissing

in het principaal hoger beroep
5.1
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een zorgregeling vaststellen.
5.2
Het geschil in hoger beroep ziet uitsluitend op de zorgregeling tussen de man en [de minderjarige2] op de doordeweekse avonden (maandag tot en met donderdag). Op twee van deze avonden sport [de minderjarige2] en eet zij onderweg of bij anderen dan bij de man of de vrouw. Op de andere twee avonden eet [de minderjarige2] nu bij de man.
5.3
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat het lijkt dat er meer pijn en ‘oud zeer’ tussen partijen speelt dan tijdens de rechtszaken naar voren komt. Het is volgens de raad met name belangrijk om dat oude zeer op te lossen. Dan zullen de onderlinge verhoudingen ook verbeteren. Daarnaast heeft de raad geadviseerd de wens van [de minderjarige2] te volgen. Dat betekent dat [de minderjarige2] één doordeweekse dag bij de man eet en één doordeweekse dag bij de vrouw. Tot slot heeft de raad als mogelijkheid aangedragen dat [de minderjarige2] en de man op andere momenten op een leuke en luchtige manier samen tijd doorbrengen.
5.4
Het hof is het eens met het advies van de raad. Naar het oordeel van het hof is het in het belang van [de minderjarige2] wenselijk dat zij één doordeweekse avond bij de man eet en dat zij één doordeweekse avond bij de vrouw eet. Dat is ook in overeenstemming met de wens van [de minderjarige2] die zij heeft geuit bij het kindgesprek. Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders beiden verklaard dat zij het belangrijk vinden om bij de wensen van [de minderjarige2] aan te sluiten. Dat betekent dat het hof de bestreden beschikking op dit punt (4.3. tweede streepje) zal vernietigen en zal beslissen dat [de minderjarige2] bij elk van haar ouders op één doordeweekse avond eet.
5.5
Het hof leest dat de beide kinderen graag bij zowel de man als de vrouw zijn. Dat is positief. Het is aan de ouders om, samen met [de minderjarige1] en [de minderjarige2] , te blijven investeren in die goede verstandhouding en het contact.
in het incidenteel hoger beroep
5.6
In de journaalberichten van 13 november 2023 en 14 november 2023 hebben partijen het hof bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de pensioenen en de ODV,
in de ruimste zin van het woord. De man en de vrouw hebben hun verzoeken in het incidenteel hoger beroep over de ODV ingetrokken. Dat betekent dat het hof niet meer hoeft de beslissen op de verzoeken ten aanzien van de ODV. Het hof zal de man en de vrouw niet-ontvankelijk verklaren in de verzoeken die zij in het incidenteel hoger beroep hebben gedaan.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende
in het principaal hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 27 januari 2023, uitsluitend ten aanzien van de zorgregeling tussen [de minderjarige2] en de man tijdens de doordeweekse avonden (maandag tot en met donderdag), en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de man en de vrouw in die zin dat [de minderjarige2] één doordeweekse avond (maandag tot en met donderdag) bij de man eet en één doordeweekse dag bij de vrouw, in onderling overleg af te stemmen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af;
in het incidenteel hoger beroep
verklaart de man en de vrouw niet-ontvankelijk in hun verzoeken in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Lieber, H. Phaff en E. de Boer, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 28 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.