ECLI:NL:GHARL:2023:10126

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
28 november 2023
Zaaknummer
200.330.256
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats van minderjarige kinderen na scheiding van ouders met strafrechtelijke achtergrond

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van vier minderjarige kinderen na de scheiding van hun ouders. De vader, die verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2023, waarin dit verzoek was afgewezen. De moeder, die de kinderen bij zich heeft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. De ouders zijn in 2017 gescheiden en hebben samen het gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De vader woont samen met een nieuwe partner en heeft ook een kind met haar. De moeder heeft sinds 2018 een nieuwe partner, die in 2020 is veroordeeld voor ernstige misdrijven, wat heeft geleid tot zorgen over de veiligheid van de kinderen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2023 heeft de moeder aangegeven dat zij inziet dat de jongste twee kinderen, [de minderjarige3] en [de minderjarige4], op dit moment niet naar haar kunnen terugkeren. De raad voor de kinderbescherming heeft ook zorgen geuit over de situatie van de kinderen en heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de jongste kinderen bij de vader te bepalen. Het hof heeft, rekening houdend met de instemming van de moeder en het advies van de raad, besloten dat [de minderjarige3] en [de minderjarige4] hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben.

Echter, de oudere kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], hebben aangegeven bij hun moeder te willen blijven wonen. Het hof heeft hun wensen en de impact van een verhuizing op hun leven meegewogen en heeft besloten om het verzoek van de vader voor deze kinderen af te wijzen. De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van de kinderen en de complexe situatie waarin zij zich bevinden, inclusief de strafrechtelijke achtergrond van de nieuwe partner van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.330.256-01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 547209)
beschikking van 28 november 2023
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.A.M. Kienhuis te Almelo,
en
[verweerster],
wonende te [woonplaats2] ,
verweerster, verder te noemen: de moeder,
advocaat in hoger beroep: aanvankelijk mr. J.J. van Ewijk te Utrecht,
thans mr. A. Ouwejan te Utrecht.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen: de GI.

1.De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor de procedure in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (verder: de rechtbank), van 8 juni 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift tevens houdende voorlopige voorziening, ingekomen op 26 juli 2023;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Kienhuis van 30 oktober 2023 met producties 15 tot en met 26;
- een journaalbericht van mr. Kienhuis van 31 oktober 2023 met productie 27.
2.2
Op 4 september 2023 hebben [de minderjarige1] en [de minderjarige2] ieder afzonderlijk met een raadsheer van het hof en een griffier gesproken.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 november 2023 plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) en de GI zijn vertegenwoordigers verschenen.

3.De feiten

3.1
De ouders zijn met elkaar gehuwd geweest en hebben samen vier minderjarige kinderen:
  • [de minderjarige1] (verder: [de minderjarige1] ), geboren [in] 2006 te [plaats1] ,
  • [de minderjarige2] (verder [de minderjarige2] ), geboren [in] 2008 te [woonplaats2] ,
  • [de minderjarige3] (verder [de minderjarige3] ), geboren [in] 2014 te [plaats1] , en
  • [de minderjarige4] (verder: [de minderjarige4] ), geboren [in] 2016 te [woonplaats2] ,
gezamenlijk verder ook te noemen: de kinderen.
3.2
De ouders zijn in 2017 gescheiden. Zij hebben samen het gezag over de kinderen en de kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de moeder.
3.3
De vader woont samen met een nieuwe partner en haar drie kinderen uit een eerdere relatie. De vader en de nieuwe partner hebben samen één kind.
3.4
De moeder heeft sinds 2018 ook een nieuwe partner (verder te noemen: [naam1] ). De kinderen hebben in 2019 een paar maanden contact met [naam1] gehad, totdat [naam1] in december 2019 is aangehouden en in voorlopige hechtenis is gesteld. Hij is op 22 september 2020 veroordeeld tot zeven jaar gevangenisstraf voor doodslag op zijn driejarige zoon uit een eerdere relatie, voor het opzettelijk onttrekken van de zoon aan het gezag van zijn ex-partner en de gezinsvoogd en voor belaging (stalking) van zijn ex-partner. [naam1] is sinds eind juli 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
3.5
Bij beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht (hierna: de kinderrechter) van 19 augustus 2022 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI tot 19 augustus 2023. De GI heeft bepaald dat er geen contact mag zijn tussen [naam1] en de vier kinderen van partijen.
3.6
De vader heeft bij de rechtbank op 28 oktober 2022 een verzoekschrift ingediend en verzocht de hoofdverblijfplaats van de kinderen te wijzigen en bij hem te bepalen. De moeder is het daar niet mee eens.
In de tussenbeschikking van 12 januari 2023 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek over de hoofdverblijfplaats van de kinderen aangehouden, de GI verzocht een veiligheidsplan op te stellen en de raad verzocht te adviseren over de vraag hoe, door wie en op welke termijn de kinderen moeten worden voorgelicht over de misdrijven die [naam1] heeft gepleegd.
3.7
De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen afgewezen.
3.8
De kinderrechter heeft bij beschikking van 25 juli 2023 een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] bij de vader verleend tot 19 augustus 2023.
3.9
Bij beschikking van 18 augustus 2023 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 19 augustus 2024 (voor [de minderjarige1] tot 2 augustus 2024 omdat hij dan meerderjarig wordt) en de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] bij de vader verlengd voor de duur van zes maanden tot 19 februari 2024.
3.1
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 26 september 2023 heeft dit hof - voor zover van belang - bepaald dat [de minderjarige3] en [de minderjarige4] hun hoofdverblijfplaats gedurende de procedure in hoger beroep bij de vader zullen hebben en het meer of anders verzochte afgewezen.
3.11
[in] 2023 is de dochter van de moeder en [naam1] geboren.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vader is het niet eens met de beslissing van de rechtbank over de hoofdverblijfplaats van de kinderen en komt daarom met negen grieven in hoger beroep. Hij verzoekt het hof in de bodemprocedure de bestreden beschikking te vernietigen en te bepalen dat de kinderen van partijen met ingang van de datum van de beschikking hun hoofdverblijfplaats bij hem zullen hebben, kosten rechtens.
4.2
De moeder voert verweer en zij vraagt het beroep van de vader niet ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen, dan wel zijn grieven ongegrond te verklaren, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De ouders hebben samen het gezag. De rechter kan op verzoek van de ouders of een van hen beslissen bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft (artikel 1:253a lid 2 letter b BW).
5.2
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder verklaard dat zij inziet dat [de minderjarige3] en [de minderjarige4] op dit moment niet naar haar kunnen terugkeren. Hoewel zij het heel moeilijk vindt, accepteert de moeder dat het (woon)perspectief van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] nu bij de vader ligt. De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard heel veel zorgen over de vier kinderen en over (de situatie bij) de moeder te hebben. Het advies van de raad is daarom om de hoofdverblijfplaats van de jongste twee kinderen bij de vader te bepalen. Gelet op het advies van de raad en de instemming van de moeder zal het hof de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] bij de vader vaststellen.
5.3
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de raad het hof geadviseerd, gelet op de grote zorgen, ook de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] bij de vader te bepalen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] hebben tijdens het gesprek bij het hof verklaard dat zij bij hun moeder willen blijven wonen. [de minderjarige1] heeft verteld dat zijn vrienden en familie in [woonplaats2] wonen. Hij is begonnen op het MBO en heeft ook zijn sport en werk in [woonplaats2] . [de minderjarige2] heeft verteld dat hij in zijn examenjaar zit en dat hij voetbalt in [woonplaats2] . Het hof zal, gelet op de leeftijd van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en hun wens om bij de moeder in [woonplaats2] te blijven wonen het verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen, afwijzen. Een verhuizing vanuit de vertrouwde omgeving naar de vader in [woonplaats1] acht het hof niet in het belang van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Dat wil niet zeggen dat er geen zorgen zijn over [de minderjarige1] en [de minderjarige2] . Die zorgen betreffen de plaats van [naam1] in het leven van hun moeder en daarmee ook in hun leven en ook de impact op hun leven van de doodslag en stalking waarvoor [naam1] is veroordeeld en de betekenis daarvan voor de relatie met hun moeder.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, slagen de grieven deels. Het hof zal de bestreden beschikking deels vernietigen en deels bekrachtigen en beslissen als volgt.
6.2
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt. De reden daarvoor is dat partijen echtgenoten waren en de procedure de tijdens die relatie geboren kinderen betreft.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 juni 2023 voor zover het de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige3] en [de minderjarige4] betreft en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat met ingang van heden [de minderjarige3] en [de minderjarige4] hun hoofdverblijfplaats bij de vader hebben;
bekrachtigt de beschikking de beschikking van de rechtbank de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 8 juni 2023 voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S. Kuijpers, J.H. Lieber en H. Phaff, bijgestaan door de griffier, en is op 28 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.