In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van vier minderjarige kinderen na de scheiding van hun ouders. De vader, die verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem te bepalen, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 8 juni 2023, waarin dit verzoek was afgewezen. De moeder, die de kinderen bij zich heeft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader. De ouders zijn in 2017 gescheiden en hebben samen het gezag over de kinderen, die bij de moeder wonen. De vader woont samen met een nieuwe partner en heeft ook een kind met haar. De moeder heeft sinds 2018 een nieuwe partner, die in 2020 is veroordeeld voor ernstige misdrijven, wat heeft geleid tot zorgen over de veiligheid van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 november 2023 heeft de moeder aangegeven dat zij inziet dat de jongste twee kinderen, [de minderjarige3] en [de minderjarige4], op dit moment niet naar haar kunnen terugkeren. De raad voor de kinderbescherming heeft ook zorgen geuit over de situatie van de kinderen en heeft geadviseerd om de hoofdverblijfplaats van de jongste kinderen bij de vader te bepalen. Het hof heeft, rekening houdend met de instemming van de moeder en het advies van de raad, besloten dat [de minderjarige3] en [de minderjarige4] hun hoofdverblijfplaats bij de vader zullen hebben.
Echter, de oudere kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2], hebben aangegeven bij hun moeder te willen blijven wonen. Het hof heeft hun wensen en de impact van een verhuizing op hun leven meegewogen en heeft besloten om het verzoek van de vader voor deze kinderen af te wijzen. De beslissing van het hof houdt rekening met de belangen van de kinderen en de complexe situatie waarin zij zich bevinden, inclusief de strafrechtelijke achtergrond van de nieuwe partner van de moeder.