Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 29 maart 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een afrekening van de kosten van de samenleving tussen [appellant] en [geïntimeerde], die van april 2022 tot hun uiteengaan samenwoonden. In hun samenlevingsovereenkomst is vastgelegd dat de kosten van de gemeenschappelijke huishouding naar evenredigheid van ieders inkomen worden gedragen, inclusief huur en kinderopvangkosten. De kantonrechter had [appellant] veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 179,44, een huurbijdrage van € 578 en € 274 aan energiekosten, terwijl de tegenvordering van [appellant] werd afgewezen.
In hoger beroep heeft [appellant] betoogd dat er een mondelinge afspraak was gemaakt over de verdeling van de kosten, maar het hof oordeelt dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om deze afspraak te onderbouwen. Het hof heeft ook overwogen dat de kinderopvangtoeslag in mindering moet worden gebracht op de inkomens van beide partijen, wat leidt tot een herberekening van de huurbijdrage. Uiteindelijk heeft het hof de toegewezen vordering met € 36,53 verminderd, waardoor [appellant] € 994,91 aan [geïntimeerde] moet betalen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.