Uitspraak
[appellant],
PRL Bouw B.V.,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, dat op 15 maart 2023 is uitgesproken. De zaak betreft een geschil tussen [appellant], de opdrachtgever, en PRL Bouw B.V., de aannemer, over een meerwerkfactuur en een schadevordering. PRL heeft renovatie- en verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd aan de woning van [appellant] en heeft een meerwerkfactuur van € 11.837,43 gestuurd, die [appellant] weigert te betalen. Hij stelt dat de factuur onvoldoende gespecificeerd is en dat een deel van de kosten door PRL zelf is veroorzaakt. Daarnaast vordert [appellant] een schadevergoeding van € 6.805,01 wegens ondeugdelijk werk.
De kantonrechter heeft de vordering van PRL grotendeels toegewezen, maar slechts een klein deel van de schadevordering van [appellant]. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat de vordering van PRL overwegend moet worden afgewezen en dat de vordering van [appellant] grotendeels moet worden toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke overeenstemming was over de meerwerkopdrachten, wat in strijd is met de algemene voorwaarden van PRL. Het hof heeft de schade van [appellant] vastgesteld op € 4.841,16, en PRL veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en opnieuw beslist, waarbij het de vordering van PRL tot betaling van € 2.088,- heeft toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en PRL heeft veroordeeld tot betaling van de kosten van [appellant].