ECLI:NL:GHARL:2023:10237

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
200.327.915
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en rechtsgeldige betekening in hoger beroep met betrekking tot huurrecht

In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen een man en een vrouw, die in 2017 in Turkije zijn gehuwd. De man heeft zowel de Turkse als de Nederlandse nationaliteit, terwijl de vrouw alleen de Turkse nationaliteit heeft. De man heeft op 13 januari 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend. De rechtbank Gelderland heeft op 19 april 2023 de echtscheiding uitgesproken, maar de beschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw is in hoger beroep gekomen van deze beschikking, met twee grieven: de eerste betreft de rechtsgeldigheid van de betekening van het verzoekschrift tot echtscheiding, en de tweede betreft het huurrecht van de echtelijke woning.

Het hof heeft vastgesteld dat de betekening van het verzoekschrift op 20 januari 2023 op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, en dat de vrouw op het adres van de echtelijke woning stond ingeschreven. De vrouw heeft betoogd dat de betekening niet rechtsgeldig was, maar het hof heeft deze grief verworpen. Vervolgens heeft het hof de belangen van beide partijen afgewogen met betrekking tot het huurrecht van de woning. De vrouw verblijft momenteel in een noodopvang, terwijl de man al jarenlang in de buurt woont en daar zijn sociale netwerk heeft. Het hof heeft geoordeeld dat het belang van de man bij het behoud van zijn woonsituatie zwaarder weegt dan het belang van de vrouw bij het huurrecht van de woning.

Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is op 30 november 2023 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.327.915/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland 414015)
beschikking van 30 november 2023
inzake
[verzoekster],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C. Huy in Arnhem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. Y. Eryilmaz te Arnhem.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 april 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna ook: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure met zaaknummer 200.327.915/01 blijkt uit:
- het beroepschrift tevens houdende een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en een schorsingsverzoek met producties, ingekomen op 5 juni 2023;
- het verweerschrift met een productie
.
2.2
Het hof heeft bij beschikking van 18 juli 2023 het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en het schorsingsverzoek van de vrouw afgewezen (200.327.915/02 en 200.327.915/03).
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 9 november 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vrouw en
- de man en zijn advocaat.
De vrouw was niet aanwezig.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2017 in [plaats1] , Turkije, met elkaar gehuwd.
3.2
De man heeft de Turkse en de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Turkse nationaliteit. De man heeft zijn gewone verblijfplaats in Nederland. Hoewel de vrouw op het moment van indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding tijdelijk in Turkije verbleef, stond zij op het adres van de echtelijke woning ingeschreven. Zij heeft haar gewone verblijfplaats in Nederland.
3.3
De man heeft op 13 januari 2023 een verzoek tot echtscheiding ingediend.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de man, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurder zal zijn van de woning aan de [adres] , [woonplaats1] (hierna: de echtelijke woning).
3.5
De echtscheidingsbeschikking is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

4.De omvang van het geschil

4.1
De vrouw is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. De eerste grief ziet op het echtscheidingsverzoek en de tweede grief ziet op het huurrecht van de echtelijke woning.
De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, voor zover hier relevant:
- de echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- te bepalen dat de exclusieve huurrechten van de echtelijke woning aan haar zullen toekomen, met bevel aan de man deze woning te verlaten en ter vrije beschikking van haar te laten met overgave van alle sleutels, alsmede een bevel aan de man deze woning verder niet te betreden, welke bepalingen desnoods afdwingbaar zijn met de sterke arm van politie en justitie;
- de proceskosten te compenseren in die zin dat partijen ieder de eigen kosten
draagt.
4.2
De man voert verweer en vraagt het hof de verzoeken van de vrouw in hoger beroep te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Het hof dient eerst te beoordelen of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, die internationale aspecten heeft. Omdat het verzoekschrift van de man is ingediend na 1 augustus 2022 is de Verordening (EG) nr. 2019/1111 van 25 juni 2019 (hierna: Brussel II-ter) van toepassing. Ten tijde van de indiening van het verzoekschrift hadden partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding (artikel 3 sub a onder i van de Brussel II-ter).
Op grond van artikel 4 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van de nevenvoorzieningen betreffende het huurrecht van de in Nederland gelegen woning.
De toepassing door de rechtbank van het Nederlands recht op de verzoeken van partijen is in hoger beroep niet weersproken, zodat het hof hiervan dient uit te gaan.
echtscheiding
5.2
De vrouw stelt in haar eerste grief dat de betekening van het verzoekschrift tot echtscheiding aan haar niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Volgens de vrouw wist de man dat zij tijdelijk in het buitenland verbleef en had de betekening overeenkomstig het Haags Betekeningsverdrag 1965 moeten plaatsvinden. Voor het geval de man niet wist op welk adres zij verbleef, had de man op grond van artikel 54 Rv openbaar moeten betekenen, aldus de vrouw. De man betwist uitdrukkelijk dat de betekening niet juist is geweest.
5.3
Op grond van artikel 816 Rv dient de verzoekende echtgenoot een afschrift van het verzoekschrift tot echtscheiding binnen veertien dagen na de indiening ervan ter griffie van de rechtbank te laten betekenen aan de andere echtgenoot. De betekening moet plaatsvinden aan de woonplaats van de andere echtgenoot. Indien degene aan wie het verzoekschrift moet worden betekend, de woning deelt, dient de betekening aan hem in persoon plaats te vinden (artikel 57 Rv). Is dit niet mogelijk, dan dient een afschrift van het exploot te worden toegezonden aan het parket van de ambtenaar van het openbaar ministerie bij het gerecht waarvoor de zaak moet dienen (artikel 57 lid 2 Rv).
5.4
Uit de stukken blijkt dat op 20 januari 2023 het verzoekschrift tot echtscheiding (ingediend ter griffie van de rechtbank op 13 januari 2023) aan de vrouw is betekend op het adres van de echtelijke woning van partijen in een gesloten envelop. Tevens is door de deurwaarder een afschrift hiervan toegezonden aan het parket van de ambtenaar genoemd in artikel 57 Rv. Volgens de Basisregistratie personen woont de vrouw op het adres van de voormalige echtelijke woning van partijen aan de [adres] te [woonplaats1] . Gelet op de in rechtsoverweging 5.3 genoemde artikelen constateert het hof dat het verzoekschrift tot echtscheiding op de juiste wijze aan de vrouw is betekend.
Grief 1 faalt.
5.5
Nu grief 1 van de vrouw faalt komt het hof niet toe aan de beoordeling van het zelfstandig verzoek van de vrouw echtscheiding tussen partijen uit te spreken.
huurrecht
5.6
In geval van echtscheiding kan de rechter op grond van artikel 827 lid 1 sub e Rv in samenhang met artikel 7:266 lid 5 BW op verzoek van een echtgenoot bepalen wie van de echtgenoten huurder van de woonruimte zal zijn. Op grond van artikel 7:266 lid 5 BW dient de rechter voor de toewijzing van het huurrecht van de woning aan één van de echtgenoten een belangenafweging te maken.
5.7
Het hof stelt vast dat beide partijen belang hebben bij het huurrecht van de woning. De vrouw verblijft in een noodopvang van het Leger des Heils en niet is gebleken dat de man beschikt over alternatieve woonruimte. De vrouw heeft, in het licht van de gemotiveerde betwisting door de man, haar stelling dat de man eigenaar is van twee panden in [woonplaats1] waar hij zou kunnen wonen, onvoldoende onderbouwd.
5.8
Bij de weging van de belangen van partijen kent het hof doorslaggevende betekenis toe aan het feit dat de man meer binding heeft met de woning dan de vrouw. De man woont al enkele tientallen jaren in [woonplaats1] , terwijl gebleken is dat de vrouw pas in 2017 naar Nederland is gekomen en toen bij de man is ingetrokken. De man is geworteld in de buurt waarin de woning is gelegen, [naam1] . Hij woont al jaren in deze buurt. Verder wonen de kinderen van de man in de buurt en zij ondersteunen hem, zoals onlangs toen de man zijn arm/schouder had gebroken. Gesteld noch gebleken is dat de vrouw enige binding heeft met de buurt waar de woning is gelegen. Gezien het voorgaande weegt het belang dat de man bij handhaving van zijn woonsituatie en bij behoud van zijn sociale omgeving heeft zwaarder dan het belang van de vrouw bij het huurrecht van de woning. Grief II faalt.

6.De slotsom

6.1
Nu de grieven falen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen
6.2
Omdat partijen echtgenoten zijn en het geschil daarmee verband houdt zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 april 2023;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep en
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Kuijpers, J.H. Lieber en H. Phaff en is op
30 november 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.