ECLI:NL:GHARL:2023:10343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
200.322.210
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgang tussen ouders en minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de omgang tussen de ouders en hun minderjarige kinderen, [de minderjarige1] (11 jaar) en [de minderjarige2] (9 jaar). De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. R.W. de Gruijl, hebben verzocht om omgang met hun kinderen, maar het hof heeft geoordeeld dat deze omgang op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen. De voogdes en de gecertificeerde instellingen hebben geen actuele onderbouwing geleverd voor hun stelling dat omgang met de ouders niet in het belang van de kinderen is. Het hof heeft in eerdere beschikkingen al aangegeven dat de kinderen tijd en ruimte nodig hebben om te rouwen en te verwerken wat zij hebben meegemaakt.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zowel [de minderjarige1] als [de minderjarige2] volhardend zijn in hun wens om geen contact met hun ouders te hebben. De kinderen ervaren veel spanning en emotionele ontregeling bij het idee van omgang. Het hof heeft daarom besloten om de omgang voor onbepaalde tijd te ontzeggen, met de nadruk op het belang van de emotionele stabiliteit van de kinderen. De ouders hebben verzocht om mogelijkheden voor gesplitste omgang, maar ook dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank Gelderland bekrachtigd, waarbij de ouders recht hebben op informatie over de behandelingen en ontwikkelingen van hun kinderen, maar waarbij de prioriteit ligt bij de emotionele en mentale gezondheid van de minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.322.210
(zaaknummer rechtbank Gelderland 412980)
beschikking van 5 december 2023
inzake
[verzoeker],
verder te noemen: de vader, en
[verzoekster],
verder te noemen: de moeder,
beiden wonende in [woonplaats1] ,
verder gezamenlijk ook te noemen: de ouders,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.
Als overige belanghebbende worden aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: GI,
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
verder te noemen: de voogdes.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 22 juni 2023 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
  • een brief van de voogdes van 1 augustus 2023 met producties;
  • een e-mailbericht van de GI van 17 augustus 2023.
1.3
[de minderjarige1] heeft met een ongedateerde brief (ingekomen op 14 november 2023) aan het hof zijn mening kenbaar gemaakt over het verzoek.
1.4
Op 28 november 2023 is de mondelinge behandeling voortgezet. Aanwezig waren:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de voogdes en
  • een vertegenwoordiger van de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad).

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij wat is overwogen en beslist in de beschikking van 22 juni 2023, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
2.2
In die beschikking heeft het hof de behandeling van het verzoek over de omgang tussen de ouders en [de minderjarige1] (11 jaar) en [de minderjarige2] (9 jaar) aangehouden.
2.3
Het hof heeft hierover in de beschikking van 22 juni 2023 overwogen:

De voogdes en de GI hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling van het hof geen verweerschrift en evenmin aanvullende stukken ingediend. Het hof is met de ouders van oordeel dat de GI en de voogdes hun stelling dat de omgang met de ouders nog steeds niet in het belang van de kinderen is, niet hebben onderbouwd met actuele (schriftelijke) informatie (van derden). De brief van [naam1] van 14 april 2022 waarin weliswaar forse zorgen over de kinderen staan beschreven, is inmiddels meer dan een jaar oud. Daarom zal het hof de behandeling van de zaak aanhouden en de voogdes verzoeken om het hof (met afschrift aan de overige belanghebbenden en de raad) uiterlijk 1 augustus 2023 schriftelijk, zoveel mogelijk onderbouwd met de nodige bewijsstukken, te informeren over de actuele situatie van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] en of in die situatie omgang met de ouders in het belang van die kinderen is.
2.4
Het hof zal, net als de rechtbank, de omgang tussen de ouders en [de minderjarige1] en [de minderjarige2] voor onbepaalde tijd ontzeggen. Het is duidelijk dat de ouders zeer betrokken zijn bij hun kinderen en dat zij hen erg missen, maar uit de stukken blijkt dat omgang op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] .
In de brief van [naam1] van 27 juli 2023 is te lezen dat [de minderjarige1] veel weerstand vertoont tegen de omgang met de ouders en dat deze rechtszaak bij hem voor veel spanningen zorgt. Tijdens het hulpverleningstraject heeft [de minderjarige1] ook gezegd dat hij geen contact met zijn ouders wil. [de minderjarige1] heeft tijd en ruimte nodig om te rouwen en te verwerken wat hij heeft meegemaakt. In zijn brief aan het hof schrijft en herhaalt [de minderjarige1] dat hij zijn ouders niet wil zien, omdat dit voor veel spanning zorgt. [de minderjarige1] beschrijft dat hij dan druk wordt, last heeft van nachtmerries en dat hij dan weer in zijn bed plast. De wens van [de minderjarige1] om zijn ouders niet te zien komt het hof, ook gelet op de informatie in de brief van [naam1] , over als zijn eigen wens. Gelet op de leeftijd van [de minderjarige1] moet aan zijn wens waarde gehecht worden.
In de brief van [naam2] van 12 juli 2023 is te lezen dat ook [de minderjarige2] volhardend is in zijn wens om zijn ouders niet te willen zien. [de minderjarige2] heeft veel meegemaakt en het zien van zijn ouders kan leiden tot herbelevingen. Bovendien heeft [de minderjarige2] een onveilige hechtingsrelatie met zijn ouders. Het is volgens [naam2] daarom noodzakelijk dat de groepsleiding naar [de minderjarige2] luistert en hem serieus neemt. Het e-mailbericht van 7 maart 2023 van de groep waar [de minderjarige2] verblijft, onderschrijft de conclusies van [naam2] . [de minderjarige2] vertelt elke groepsleider dat hij zijn ouders echt niet wil zien en hij wil er zelfs niet over praten. In de creatieve therapie die [de minderjarige2] volgt, komt hetzelfde antwoord naar voren. [de minderjarige2] wil niet naar huis en geen contact met zijn ouders.
2.5
Het hof begrijpt de wens van de ouders om contact te hebben, maar bij de kinderen bestaat, zoals hiervoor is overwogen nu geen enkele ruimte om contact te hebben met de ouders. Uit de verklaringen van de hulpverleners van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] blijkt dat hervatting van het contact met hun ouders voor [de minderjarige1] en [de minderjarige2] te belastend is en tot (verdere) emotionele ontregeling kan leiden. Het is belangrijk dat [de minderjarige1] en [de minderjarige2] eerst succesvol behandeld worden en tot rust komen. Dat betekent dat de komende tijd geen druk op deze kinderen moet worden uitgeoefend om weer met hun ouders om te gaan. Het hof ziet daarom ook geen mogelijkheden om de omgang slechts voor een kortere tijd te ontzeggen, zoals de ouders hebben verzocht.
2.6
De ouders hebben tot slot verzocht om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de omgang met de kinderen te splitsen. Zo zou volgens de ouders kunnen worden bekeken of er omgang tussen alleen de moeder en [de minderjarige2] kan plaatsvinden. Het hof overweegt dat er op dit moment geen mogelijkheden bestaan voor enige omgang, ook niet in deze beperkte vorm en verwijst daarvoor naar wat het hof heeft overwogen onder 2.4 en 2.5. Het hof gaat er vanuit dat de GI zal blijven beoordelen op welk moment er enige vorm van contact tussen de kinderen en de ouders kan zijn.
2.7
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de jeugdbeschermer nog verklaard dat zij in overleg is met [naam1] om te onderzoeken hoe de ouders beter geïnformeerd kunnen worden over het verloop van de behandelingen en de ontwikkelingen van de kinderen. Het hof benadrukt het belang dat de ouders recht hebben om op regelmatig basis te worden geïnformeerd, zodat de ouders zich een beeld kunnen vormen van hoe het (mentaal) met de kinderen gaat en wat er nodig is voordat er weer contact met de kinderen mogelijk is. Het ligt op de weg van de jeugdbeschermer om zich hiervoor te blijven inspannen.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, voor zover nog aan zijn oordeel onderworpen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 19 januari 2023, voor zover nog aan zijn oordeel onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. Phaff, M.P. den Hollander en
R. Feunekes, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 5 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.