In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ontvankelijkheid van een bezwaar dat door belanghebbende is ingediend tegen een WOZ-beschikking en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelasting. De heffingsambtenaar van de gemeente De Fryske Marren had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 358.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Belanghebbende werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar omdat dit buiten de wettelijke termijn was ingediend. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting van het Hof op 1 november 2023, die via beeldbellen plaatsvond, werd de gemachtigde van belanghebbende gehoord, evenals een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar. Belanghebbende stelde dat de Rechtbank de goede procesorde had geschonden door geen uitstel te verlenen voor de zitting en dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard. Het Hof oordeelde dat de Rechtbank op goede gronden had gehandeld en dat de goede procesorde niet was geschonden. Het Hof bevestigde dat de termijn voor het indienen van bezwaar was overschreden en dat de heffingsambtenaar niet in de gelegenheid was gesteld om de reden van de termijnoverschrijding te verduidelijken. Het Hof concludeerde dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.