ECLI:NL:GHARL:2023:10501

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.327.560
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie met terugwerkende kracht en ingangsdatum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van kinderalimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in 2012 een ouderschapsplan ondertekend waarin hij zich verplichtte tot het betalen van kinderalimentatie voor zijn twee minderjarige kinderen. Na een periode van werkloosheid heeft hij zijn betalingen stopgezet, maar in 2014 is er een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin de alimentatie werd aangepast. De rechtbank Midden-Nederland heeft in februari 2023 de alimentatie opnieuw vastgesteld, wat de man heeft aangevochten. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 november 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man verzocht om de eerdere beschikkingen te vernietigen en een lagere alimentatie vast te stellen, terwijl de verweersters, de vrouw en de andere minderjarige, verzochten om bekrachtiging van de eerdere beslissingen.

Het hof heeft geoordeeld dat de man, ondanks zijn claims van financiële problemen, niet voldoende bewijs heeft geleverd dat hij niet in staat is om de achterstallige alimentatie te betalen. Het hof heeft vastgesteld dat de man sinds 2018 een aanzienlijk hoger inkomen heeft dan eerder werd aangenomen en dat hij zijn verplichtingen niet is nagekomen. Daarom heeft het hof besloten dat de kinderalimentatie met terugwerkende kracht kan worden gewijzigd, met als ingangsdatum 1 januari 2021. De eerdere beschikkingen van de rechtbank zijn bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummers gerechtshof 200.327.560 en 200.327.563
(zaaknummers rechtbank Midden-Nederland 545767 en 545770)
beschikking van 12 december 2023
inzake
[verzoeker],
wonende in [woonplaats1] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. R.P. Adema in Putten,
en
[verweerster1],
verder te noemen: de vrouw, en
[verweerster2],
verder te noemen: [verweerster2] ,
beiden wonende in [woonplaats2] ,
verweersters in hoger beroep,
verder te noemen: verweersters,
advocaat: mr. L.M. Bongers in Wijk bij Duurstede.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de twee afzonderlijke beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 februari 2023, beide hersteld bij ook afzonderlijke beschikkingen van 21 april 2023, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 26 mei 2023;
  • het verweerschrift met producties;
  • een journaalbericht van mr. Bongers van 16 november 2023 met producties;
  • een journaalbericht van mr. Adema van 17 november 2023 met producties.
2.2
De na te noemen minderjarige [de minderjarige] is in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken met betrekking tot het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 28 november 2023 plaatsgevonden. Aanwezig waren:
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat,
  • verweersters, bijgestaan door hun advocaat.

3.De feiten

3.1
De man en de vrouw zijn de ouders van:
  • [verweerster2] , geboren [in] 2004, en
  • [de minderjarige] , geboren [in] 2007.
De ouders waren gezamenlijk belast met het gezag over de nu nog minderjarige [de minderjarige] .
3.2
Bij ouderschapsplan, door de man en de vrouw ondertekend op 12 april 2012, zijn de man en de vrouw ten aanzien van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (verder ook: kinderalimentatie) het volgende overeengekomen:

Artikel 7 - Financieel
7.1
De behoefte van de minderjarige kinderen ter voldoening van de kosten voor verzorging en opvoeding worden door partijen gesteld op € 450,-- per kind per maand, mede gebaseerd op het gezinsinkomen van partijen in het laatste jaar van het huwelijk. De door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten voor verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen wordt gesteld op € 150,-- per kind per maand, welk bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd, voor het eerst op 1 januari 2013.
3.3
Bij beschikking van 13 juni 2012 heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Daarnaast heeft de rechtbank de tussen partijen overeengekomen afspraken vastgelegd.
3.4
Bij vaststellingsovereenkomst, door de man en de vrouw ondertekend in 2014, zijn de man en de vrouw ten aanzien van de kinderalimentatie het volgende overeengekomen:

Artikel 2 - Kinderalimentatie
1. Partijen zijn in het ouderschapsplan d.d. 12 april 2012 overeengekomen, dat de man € 150,-- per kind per maand zou bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [verweerster2] en [de minderjarige] . Partijen stellen vast dat de man met ingang van 1 april 2013 werkloos is geworden en vanaf dat moment een inkomen genereert van circa € 1.200,-- netto per maand. Partijen stellen vast dat de man vanaf 1 april 2013 geen bijdrage meer heeft geleverd in de kosten voor verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen, te voldoen aan de vrouw. Partijen komen overeen dat de vastgestelde bijdrage van de man aan de vrouw met ingang van 1 april 2013 wordt gewijzigd en per die datum € 25 per kind per maand zal bedragen. De man heeft sinds april 2013 geen bijdrage meer betaald. De man zal deze achterstallige bijdrage inlopen, zodra hij weer over voldoende inkomsten beschikt.
2. De man zal de vrouw informeren zodra zijn inkomenssituatie of die van zijn echtgenote is gewijzigd en daarvan op haar eerste verzoek bewijsstukken verstrekken. Vanaf het moment dat de man een hoger inkomen verkrijgt zal hij een hogere bijdrage gaan voldoen. Deze bijdrage wordt door partijen zo mogelijk in onderling overleg overeengekomen, eventueel met behulp van inschakeling van een mediator.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking met zaaknummer 545767 heeft de rechtbank:
  • de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, zoals overeengekomen in de hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomst, in die zin gewijzigd dat de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [de minderjarige] wordt vastgesteld op:
  • € 291,- per maand met ingang van 1 januari 2021;
  • € 243,- per maand met ingang van 1 mei 2022; en
  • € 158,- per maand met ingang van 1 januari 2023;
  • de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie voor [verweerster2] wordt vastgesteld op:
  • € 317,- per maand met ingang van 1 januari 2021; en
  • € 243,- per maand met ingang van 1 mei 2022 tot 16 juli 2022;
vanaf dat moment telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking met zaaknummer 545770 heeft de rechtbank de door de man aan [verweerster2] te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud en studie (hierna eveneens te noemen: kinderalimentatie), zoals die de man en de vrouw zijn overeengekomen in de hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomst, in die zin gewijzigd dat de man aan [verweerster2] dient te betalen:
€ 243,- per maand met ingang van 16 juli 2022; en
€ 158,- per maand met ingang van 1 januari 2023,
vanaf dat moment telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.3
De man is in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen. De man verzoekt het hof, zoals nader toegelicht ter zitting, om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de beschikkingen te vernietigen ten aanzien van de daarin vastgestelde kinderalimentatie, voor zover deze zich uitstrekken op de periode vóór 1 maart 2023 en daarnaast voor zover deze verzoeken ertoe strekken dat met ingang van 1 maart 2023 een hogere bijdrage wordt vastgesteld dan € 158,- per kind per maand en de verzoeken van de vrouw en [verweerster2] af te wijzen voor zover zij een hogere bijdrage verzoeken.
4.4
Verweersters voeren verweer. Verweersters vragen het hof om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikkingen te bekrachtigen en de man daarbij te veroordelen in de proceskosten van verweersters.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Tussen partijen is in hoger beroep uitsluitend in geschil de ingangsdatum van de gewijzigde alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw respectievelijk [verweerster2] .
5.2
Het hof hanteert, evenals de rechtbank, als ingangsdatum van de gewijzigde onderhoudsverplichting 1 januari 2021. Het hof overweegt dat de man, in ieder geval vanaf 1 juni 2018, fors meer is gaan verdienen dan waar partijen ten tijde van de door hen in 2014 ondertekende vaststellingsovereenkomst vanuit zijn gegaan. De man heeft de vrouw niet geïnformeerd over deze verhoging, terwijl hij hiertoe volgens de afspraken in de vaststellingsovereenkomst wel gehouden was. De man wist dus dat hij eigenlijk een veel hogere kinderalimentatie zou moeten betalen. Het hof is daarom van oordeel dat in dit geval de door de man te betalen kinderalimentatie met terugwerkende kracht kan worden gewijzigd.
5.3
De man voert aan dat hij niet beschikt over voldoende vermogen om de achterstand in de door hem te betalen kinderalimentatie te voldoen. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweersters heeft de man deze stelling niet nader onderbouwd. De man heeft op geen enkele wijze laten zien dat hij niet in staat is om de achterstand te betalen. Dit had wel op zijn weg gelegen, zeker nu de man langere tijd een aanzienlijk inkomen heeft gehad. De man heeft geen inzicht gegeven in zijn lasten en heeft evenmin inzichtelijk gemaakt of hij beschikt over vermogen, bijvoorbeeld door zijn aangifte inkomstenbelasting te overleggen. Nu de man niet heeft onderbouwd dat hij de ontstane achterstand niet kán betalen, mag van hem worden verwacht dat hij de achterstand in de kinderalimentatie aan de vrouw respectievelijk [verweerster2] betaalt.
5.4
Verweersters verzoeken de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep, omdat de man hen onnodig op kosten heeft gejaagd. De man heeft volgens verweerster oneigenlijk gebruik gemaakt van zijn recht om hoger beroep in te stellen.
5.5
Het hof ziet geen aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het staat de man vrij om het geschil in hoger beroep ter beoordeling voor te leggen. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken dat de man daarbij misbruik van recht heeft gemaakt. Vanwege de aard van de relatie tussen de partijen zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikkingen, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikkingen van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 28 februari 2023, hersteld bij beschikkingen van 21 april 2023 (zaaknummers 545767 en 545770), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P. den Hollander, R. Feunekes en H. Phaff, en , bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 12 december 2023 door mr. Phaff uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.