In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ontzegging van omgang tussen de moeder en haar minderjarige kind. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.S. Zijderveld, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland van 3 mei 2023, waarin haar het recht op omgang met haar kind was ontzegd. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. W. Kok, verzocht het hof de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.
De procedure in eerste aanleg omvatte meerdere beschikkingen van de rechtbank Gelderland, waarbij onder andere het gezag en de zorgregeling voor het kind zijn vastgesteld. De moeder had sinds 13 december 2019 geen contact meer gehad met haar kind, en de raad voor de kinderbescherming had de ondertoezichtstelling beëindigd. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van het kind voorop stond.
Het hof oordeelde dat de moeder niet voldoende had aangetoond dat haar situatie en functioneren structureel waren verbeterd, zodat een omgangsregeling met het kind niet in het belang van het kind zou zijn. De moeder had in hoger beroep geen nieuwe relevante stellingen aangevoerd die de rechtbank niet al had overwogen. Het hof concludeerde dat de ontzegging van omgang in stand moest blijven, omdat het in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van het kind om thans een omgangsregeling vast te stellen. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.