2.8Getuige [naam3] heeft - samengevat - het volgende verklaard.
Zijn betrokkenheid was bij moeder de volgende. Hij weet het precieze moment niet, maar hij was de opvolger van [naam7 ] . Hij ging haar belastingzaken behandelen en dat impliceerde dat zij een of meerdere keren per jaar naar [plaats1] kwam gereden met haar gebruikelijke paperassen om haar inkomstenbelasting te doen. Als er tussentijds wat was in de vorm van belastingaanslagen dan kwam moeder ook naar hem toe.
Naar aanleiding van de eerste pagina van productie 12 verklaart de getuige dat de bedragen die door [appellant] aan zijn moeder werden betaald werden afgeboekt als rente. Ze waren in de aangiftes aangegeven als rente. Op enig moment heeft de getuige dat kortgesloten met moeder, met de accountant van [appellant] en met de belastingdienst en vervolgens zijn die zaken rechtgetrokken. De bedragen zoals die in het verleden werden aangegeven werden exact gesplitst in bedragen inzake rente en inzake aflossingen. De bedragen in de linker kolom zijn de juiste rentebedragen over de jaren heen en de bedragen in de rechter kolom zijn de bedragen die als rente in de aangiftes over de jaren waren opgegeven. Vanaf dat moment is de lening normaal geadministreerd en werd elk bedrag in mindering gebracht op de hoofdsom. De jaarlijkse bedragen werden vanaf toen gesplitst in een rentebedrag en een aflossingsbedrag. Er werd in het jaar 1997 dus ongeveer € 7.000,- afgelost en de rest was rente. Dat liep zo door tot er op een gegeven moment wat brieven opgesteld werden van hoe groot het restantschuldbedrag nog was. Er moesten toen nog autokosten worden verrekend met moeder. Er werd uiteindelijk iets van € 5.000 of € 6.000 minder afgelost, omdat moeder aan [appellant] nog autokosten moest betalen. Dat voltrok zich buiten de fiscale werkzaamheden van de getuige om. Dat bedrag is dus niet door [appellant] betaald, aldus de getuige.
Op de vraag van de voorzitter van het hof hoe het zit met de jaren 2003-2007, aangezien de belastingaangiften lopen tot 2002 en de verrekening met autokosten heeft plaatsgevonden in 2007, mede in het licht van het jaar dat de getuige (ook) bewindvoerder van moeder is geweest, antwoordt de getuige het volgende.
[geïntimeerde] besloot dat de getuige zijn werkzaamheden niet goed gedaan had als bewindvoerder. Dat kan en daar heeft hij zich aan geconformeerd en vervolgens is die hele zaak overgegaan naar [plaats2] . Dat was stichting Alware. Daar is de getuige twee keer geweest en alles wat hij aan stukken had, heeft hij overgedragen aan Alware. Daarmee hield zijn bemoeienis op.
Mede in verband met de waardering van bewijs neemt het hof het verdere verhoor van deze getuige zoals dat uit het proces-verbaal blijkt woordelijk over:
“Voorzitter:
De stukken van 1999 tot en met 2002 had u nog wel of kwamen die van [appellant] ?
Mr. Moll:
Die stukken heeft [naam3] recent gevonden.
Voorzitter aan [naam3] :
Eerder heeft u verklaard dat u niets meer had. Hoe zit dat?
[naam3] :
Ja, maar mevrouw [naam8] en al onze klanten hadden dit dossier. Er was op een gegeven moment een ordner bij betrokken en om de zoveel jaar wordt mijn archief opgeschoond. Dit dossier was gescheiden van de ordners waar alle aktes in zaten. Die aktes dateerden van 1995 en verder. Ik had alle inkomstenbelastingdossiers nog. Ik heb daardoor deze stukken tot 2002 van mevrouw [naam8] .
Voorzitter:
U zegt in uw brief van 20 augustus 2018 (productie 3 bij het verweerschrift in eerste aanleg) dat u de aangiftes over 2008 en de daaraan voorafgaande jaren niet meer heeft. U geeft dat aan en daardoor was ik verrast over productie 12. Krijgen we dan straks ook nog 2004 tot 2007?
[naam3] :
Die bepaling uit het BW over de bewaarplicht houden wij ook aan voor particulieren. Op een gegeven moment moet je een keer vanwege opslagcapaciteit opschonen.
Voorzitter:
Dat begrijp ik allemaal, maar u zegt op 20 augustus 2018 dat u het niet meer kon reproduceren en vier jaar later kunt u het vinden. Daardoor dacht ik wellicht is er meer boven water gekomen. U was dus belastingadviseur en bewindvoerder van moeder? Was u ook adviseur van [appellant] ?
[naam3] :
Ik had alleen met moeder van doen.
Voorzitter:
U zei naar aanleiding van productie 12 dat de betalingen die hadden plaatsgevonden allemaal waren geboekt als rente. Betekent dat dat er in het verleden geen aflossingen hadden plaatsgevonden. Hoe ging dat?
[naam3] :
U ziet in productie 12 dat die fl. 24.000 die jaarlijks betaald werden aangeduid werd als rente. U ziet in het linker rijtje de werkelijke rente. Dat hebben we gecorrigeerd door dat er in 1999 en 2000 geen rente meer werd afgetrokken. Daarmee werd het rechtgetrokken.
Voorzitter:
In 1995 is er aangegeven fl. 24.000,- en dan zegt u dat is eigenlijk fl. 23.526 rente?
[naam3] :
Klopt. Dat is de rente.
Voorzitter:
Dus dan is er in dat jaar slechts fl. 474 afgelost.
[naam3] :
Ja. De systematiek was elk jaar hetzelfde.
Mr. Moll:
Ik heb ook nog een aantal vragen. Ik heb dit papier ontvangen en dat is productie 1 bij verweerschrift. Herkent u dit papier?
[naam3] :
Dit papier komt uit [plaats1] , van mijn kantoor. Dit had te maken dat er afgewikkeld moest worden aan het eind van het traject en toen moest er een opstelling komen van hoe het eruit zag. Hier gaat het over de autokosten. Mr. Moll toont mij ook gelijk productie 2. Productie 1 is door mij opgesteld en productie 2 is door mevrouw [naam4] opgesteld. Dat was degene die voor [appellant] de administratieve belangen regelde. Ik ontving dat stuk van haar.
Mr. Moll:
Wat gebeurt er nadat dit verstuurd is door haar?
[naam3] :
Ik denk dat het ook is overgemaakt van de rekening van [appellant] naar zijn moeder. Dat is denk ik de laatste handeling geweest.
Voorzitter:
U zegt ik denk dat. Denkt u dat of weet u dat zeker?
[naam3] :
Ik heb geen bankafschrift waaruit blijkt dat die € 1.100,- is overgemaakt naar zijn moeder. Alleen ik weet dat zijn intentie was om het probleem naar een einde te geleiden. Ik neem aan dat die € 1.184,- ook betaald is zonder dat ik daar een bankafschrift van kan overleggen.
Mr. Moll:
Was het uw taak om te controleren of het ook was ontvangen?
[naam3] :
Als mevrouw [naam8] kwam had ze haar tas mee en die bankafschriften heb ik gezien, want die bleven niet geheimzinnig in haar tasje zitten.
Voorzitter:
De vraag was of het uw taak was om zo’n betaling te controleren. Was dat uw taak?
[naam3] :
Op het moment dat [naam8] zegt zo hebben wij het geregeld en ik zie een brief en dat wordt gezegd, dan is dat voor mij voldoende om te zeggen dat het akkoord is. Ik moet een betrouwbaar beeld hebben en als ik dat had, dan ging de aangifte de deur uit.
Voorzitter:
Ik wil u wat vragen over de brief die mevrouw [naam4] aan u heeft gestuurd. Die afspraken over de verrekeningen van de autokosten zijn die met u besproken door mevrouw [naam8] . Wat heeft u daar toen mee gedaan? Weet u dat nog?
[naam3] :
Zij heeft mij dat in de vorm van de mededelingensfeer aan mij verteld. Zij reed in een auto en die brandstof die ze daar voor tankte moest nog in rekening worden gebracht. [appellant] had dat de voorgaande jaren laten zitten en dat is dan tussen moeder en zoon. Zij maken die afspraken. In het verleden moest moeder dat niet betalen. Het zat meer in de mededelingensfeer en dat werd niet vastgelegd.
Voorzitter:
Zij heeft dat verteld toen ze bij u op kantoor was?
[naam3] :
Ja, dat denk ik. Mevrouw [naam8] kwam altijd met haar auto met haar dak open naar [plaats1] . Dat speelde zich in [plaats1] allemaal af. Ze kwam graag naar [plaats1] .
Voorzitter:
Is dat in latere jaren ook nog verrekend?
[naam3] :
Daar heb ik geen herinneringen aan. Toen deze lening afgewikkeld was, was het gelijk einde verhaal. Ik weet niet op welk moment zij de auto betaalde.
Voorzitter:
U mag het zeggen als u het niet weet. Het is vijftien jaar geleden.
[naam3] :
Dat stukje is nog intact gebleven.
Mr. Moll:
Ik probeer in deze papieren te reconstrueren wanneer uw bewindvoering is geëindigd.
Voorzitter:
Dat was op 8 december 2009.
Mr. Moll:
Heeft u bij de overdracht aan Alware gezegd: ‘let op deze mevrouw heeft nog een vordering op haar zoon’?
[naam3] :
Ik heb er met haar in informatieve sfeer over gesproken. Ik heb haar een toelichting gegeven over de laatste belastingaangifte van 2008. Ik heb gezegd op welke wijze onze IB aangifte gelezen moest worden. Ik heb het met haar doorgenomen en verteld wat het allemaal precies was.
Voorzitter:
Heeft u dat besproken met de opvolgende bewindvoerder van Alware?
[naam3] :
Ze voerden voor meerdere personen bewind. Het kantoor was een man-vrouw situatie.
Mr. Hogeman:
U gaf net aan hoe u betrokken bent geraakt bij moeder. Weet u nog wanneer u bent begonnen?
[naam3] :
Meneer [naam7 ] is in januari 1999 overleden, dus dat moet daarvoor al geweest zijn.
Mr. Hogeman:
Begrijp ik u goed dat u zegt dat u voor 1999 al betrokken was bij moeder?
[naam3] :
Ja. Ik denk dat 1997 het eerste jaar is dat wij haar belastingaangifte hebben verzorgd.
Mr. Hogeman:
Ik wil iets vragen over de verschillende pagina’s uit de verschillende aangiftes in productie 12. Ik verbaas mij erover dat dit hier ligt en ik vraag mij af hoe u dit heeft gevonden.
Voorzitter:
Begrijp ik uw vraag goed dat u aan de getuige vraagt hoe het kan dat hij die stukken nog heeft gevonden?
[naam3] :
Ik ben er niet naar op zoek gegaan. Alle particulieren hebben een doorlopend volgnummer en als het dossier vol is, dan gaat hij in een archiefdoos en wordt opgeslagen in het archief tot het daar ook begint uit te puilen. In die oude archiefdozen waarin er in elke archiefdoos ongeveer 20 dossiers zaten, zat het dossier van [naam9] tussen. Ik wist dat ik al veel verstuurd had, dus ik was blij dat ik dit dossier terug vond.
Voorzitter:
Wanneer vond u dit dossier terug?
[naam3] :
Na het stoppen van onze werkzaamheden.
Voorzitter:
Dat was in 2009.
[naam3] :
Het was een aantal jaren terug en een exact moment weet ik niet meer.
Voorzitter:
Vier of vijf jaar geleden ongeveer?
Voorzitter:
U verklaarde in augustus 2018 dat u geen stukken had.
[naam3] :
Dan heb ik het dossier daarna gevonden. Het dossier ligt al een aantal jaren op tafel.
Voorzitter:
Heeft u een brief gestuurd naar mr. Moll dat u toch het dossier had gevonden?
Mr. Moll:
Hier gaat iets mis. [naam3] heeft het niet onmiddellijk aan mij laten weten.
Voorzitter:
Ik probeer een beeld te vormen en het gaat straks ook om de waardering van uw verklaring. U schrijft in augustus 2018 een brief aan mr. Moll in de procedure waarin u zegt ik heb niets meer. Dat was ook zo volgens u. Uiteindelijk valt het dossier toch uit de archiefdozen, dan kan ik mij voorstellen dat u daar iets over laat weten aan mr. Moll. Ik bedoelde niet dat mr. Moll het had gekregen.
Mr. Hogeman:
Productie 12 is 1 pagina uit de aangifte IB. Is dat alles wat u had?
Mr. Moll:
Mag ik hier op reageren?
Voorzitter:
Waarom? Daar kan meneer [naam3] toch gewoon antwoord op geven.
[naam3] :
Dit komt uit de volledige aangifte die naar de fiscus is gestuurd en deze pagina heb ik daaruit gekopieerd.
Mr. Hogeman:
Heeft u de complete aangifte aan mr. Moll gegeven?
Mr. Hogeman:
Alleen die ene pagina?
Mr. Hogeman:
Hoe zit het met dat bedrag van fl. 23.526 in 1995?
[naam3] :
Ik heb gekeken naar die fl. 24.000 en wat er op de bankrekening van moeder binnenkwam en maakte daar een opstelling van. Die laat ik u hier zien.
Mr. Hogeman:
U verklaart dat u dit gedaan heeft aan de hand van de mutaties op de rekening van moeder.
Mr. Hogeman:
Ik lees de rente van [naam5] B.V. Dat verbaast mij dan. Het was toch [appellant] .
Hoe zit dat?
[naam3] :
Uit de akte moet blijken wie de geldgever en de geldnemer is.
Mr. Hogeman:
U mag het vertellen. U pakt vanaf 1997 de draad op en dan gaat u daarmee aan de slag. Dan komt mevrouw [naam8] met een koffer met spullen bij u.
Mr. Hogeman:
Op die akte staat [naam6] b.v.
Mr. Hogeman:
Hoe komt u aan dat bedrag eigenlijk?
[naam3] :
Op de balans van de zoon staat de schuld.
Voorzitter:
Bedoelt u op de balans van de vennootschap?
[naam3] :
Ja, dat was de B.V. van de zoon.
In die balanspositie van [naam5] B.V. stond die schuld.
Mr. Hogeman:
Net heeft u verklaard dat dit het rentebedrag moet zijn. Er is een onderscheid tussen een lening en een rente.
Voorzitter:
Zou u een vraag willen formuleren?
Mr. Hogeman:
Haalt u die fl. 23.526 uit de jaarrekening?
[naam3] :
Die heb ik niet uit de jaarrekening gehaald, want de jaarrekening van de zoon heb ik telefonisch doorgesproken met een medewerker van [naam10] , de accountant van [appellant] . Die jaarrekening heb ik nooit gezien.
Mr. Hogeman:
U zegt er vinden op een bepaald moment aflossingen plaats. U zegt het verschil is de aflossing. Werd er structureel afgelost? Zat er regelmaat in?
[naam3] :
Nee. In 1999 werd er tien keer over elke maand fl. 2400 overgeboekt.
Mr. Hogeman:
Elk jaar was het twaalf maanden keer fl. 2000?
Voorzitter:
Meneer zei tien maanden fl. 2400.
[naam3] :
Dat werd 907,56 in euro’s.
Mr. Hogeman:
Dat waren tien bedragen per jaar?
Mr. Hogeman:
Kwam het allemaal van de privérekening van [appellant] ?
[naam3] :
Het werd gestort op de rekening van [naam9] en het kwam van een rekening met eindcijfers 331 ter name van café-restaurant [naam1] .
Mr. Hogeman:
De betalingen werden van die rekening overgeboekt? Die betalingen kwamen daar altijd vandaan?
[naam3] :
Ja, altijd weet ik niet. In ieder geval deze.
Voorzitter:
U mag zeggen dat u het niet weet.
Mr. Hogeman:
Zagen die afschriften op dezelfde lening?
[naam3] :
Ja, er waren niet meer leningen. Dat ziet u ook in de aangiftes. Er is alleen gerept over deze twee leningen. De lening van [appellant] werd voorheen met bedragen van fl. 2000 betaald en toen werd dat op een gegeven moment ongeveer € 900,-.
Mr. Hogeman:
Ik laat u het memo van uw hand zien (productie 1 bij verweerschrift in eerste aanleg). Stelde u dit jaarlijks op?
[naam3] :
Nee, niet elk jaar. Dit was toen het naar een eindsituatie groeide. Er werd gezegd hoe ziet de zaak er nu uit. Dit is geen gewoonte geweest dat dit stuk elk jaar in het dossier zat.
Mr. Hogeman:
Dit is een notitie van uw hand van 2007. Hoe hebt u in de tussenliggende jaren de rente bijgehouden? Anders gezegd er komt een betaling binnen op de rekening van moeder werd het gesplitst in rente en aflossing. Hoe werd dat bijgehouden?
[naam3] :
We zaten met een restschuld en dan werd er betaald. De rente werd op dat moment uitgerekend en vervolgens werd er zes procent gerekend. Dat werd als rente aangeduid en de rest was aflossing.
Mr. Hogeman:
Wie berekende dat?
Voorzitter:
U zegt vanaf dit moment. Welk moment is dat?
[naam3] :
Vanaf het moment dat we de zaak rechtgetrokken hadden.
Voorzitter:
Wanneer was dat?
[naam3] :
Vanaf de aangifte van 1999. Vanaf 2000 werd er exact rente en aflossing gerekend.
Voorzitter:
Ja en niet meer als voorheen. Dat is duidelijk.
Mr. Hogeman:
Over die verrekening heeft u geen overleg gehad met mevrouw [naam8] ?
Mr. Hogeman:
Is die 6 procent rente een punt van overleg geweest tussen u en moeder?
[naam3] :
Er is afgesproken dat het 6 procent zou zijn en dat het nooit zou veranderen. Dat moet in officiële aktes hebben gestaan.
Voorzitter:
Dan denk ik dat mr. Hogeman doelt op de 6 procent die staat in productie 2 en dat is de rente gerekend over de kosten van de auto.
[naam3] :
Dat gaat over € 367,-.
Voorzitter:
De vraag was of die rente is afgesproken tussen moeder en [appellant] .
[naam3] :
Dat is niet besproken. Dat is overeengekomen tussen moeder en zoon.
Voorzitter:
U weet wel dat het is overeengekomen tussen moeder en zoon?
[naam3] :
Ja door dit stuk. Dat bedrag was zo weinig substantieel dat daar geen tekst aan gewijd zou zijn. Dat is voor kennis aangenomen.
Mr. Hogeman:
Is overwogen om de hypotheek door te halen?
[naam3] :
Nee, want op het moment dat de eindactiviteiten om de hoek kwamen kijken toen was het niet aan de orde. Er was toen nog een schuld. Die hypotheek rustte er toen nog op en ik was niet betrokken bij de afwikkeling en dit onderwerp is dus niet door mij behandeld.
Mr. Moll:
In het begin heeft u verklaart dat [geïntimeerde] op een gegeven moment besluit dat u het niet goed had gedaan. Mijn vraag aan [naam3] is: had u het niet goed gedaan?
[naam3] :
Ik wilde er niet over discussiëren om de standpunten die mensen innemen te respecteren. Ik ga mijn eigen vlees niet keuren. Ik heb mijn werk naar eer en geweten gedaan en de zaak ging vervolgens over naar [plaats2] .
Voorzitter:
U vindt dat u uw werk als bewindvoerder naar behoren heeft gedaan?