ECLI:NL:GHARL:2023:10609

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
200.331.058/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging omgangsregeling tussen ouders en minderjarige na beëindiging gezag

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 december 2023, gaat het om de omgangsregeling tussen de ouders en hun dochter, geboren in 2015. De rechtbank Midden-Nederland had op 22 juni 2023 op verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de GI) het gezag van de ouders over de minderjarige beëindigd. De ouders hebben hiertegen hoger beroep ingesteld, waarbij zij vroegen om een uitbreiding van de omgangsregeling. De rechtbank had eerder bepaald dat de ouders één keer per maand een begeleid bezoek van één uur met hun dochter mochten hebben.

Tijdens de zitting op 21 november 2023 hebben de ouders hun verzoek verduidelijkt, waarbij zij stapsgewijs uitbreiding van de omgang wilden. De GI was echter van mening dat de huidige regeling in stand moest blijven, gezien de belangen van de minderjarige. Het hof heeft de stukken van de zaak bestudeerd en is tot de conclusie gekomen dat de huidige omgangsregeling, waarbij de ouders hun dochter één keer per maand zien, de meest haalbare optie is. De minderjarige heeft een verstandelijke beperking en de omgangsmomenten leiden tot onrust en spanning bij haar.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De omgangsregeling zal om de vier maanden worden geëvalueerd om te waarborgen dat deze aansluit bij de behoeften van de minderjarige. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de ontwikkeling en het welzijn van de minderjarige, waarbij de stabiliteit van haar huidige opvoedsituatie bij de pleegouders van groot belang is.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.331.058
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 556784)
beschikking van 14 december 2023
in het hoger beroep van:
[verzoeker] (de vader),
en
[verzoekster] (de moeder),
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
woonplaats: [woonplaats1] ,
advocaat: mr. S.L. Prass te Utrecht.
Belanghebbenden zijn:
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (de GI),
in Amsterdam,
en
[de pleegouders](de pleegouders),
woonplaats: [woonplaats2] .

1.Onderwerp

Het gaat in deze zaak om de omgangsregeling tussen de ouders en hun dochter, [de minderjarige] , geboren [in] 2015 in [plaats1] .

2.Belangrijke informatie

2.1
De rechtbank (Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft op 22 juni 2023 op verzoek van de raad het gezag van de ouders over [de minderjarige] beëindigd. De ouders hebben tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en het hof heeft bij beschikking van heden hierop beslist (zaaknummer 200.331.056). Het hof heeft de beslissing van de rechtbank in stand gelaten.
2.2
[de minderjarige] woont bij de pleegouders.

3.De beslissing van de rechtbank

De rechtbank (Midden-Nederland, locatie Utrecht) heeft op 22 juni 2023 op verzoek van de GI als omgangsregeling tussen de ouders en [de minderjarige] bepaald dat:
  • de ouders één keer per maand op woensdag van 15:30 uur tot 16:30 uur een begeleid bezoek hebben door Jayda-cc, waarbij de voogd en de pleegzorg overleggen over een passende locatie;
  • de bezoeken om de vier maanden worden geëvalueerd en de mogelijkheid tot uitbreiding van de uren/ andere locatie zal worden besproken.

4.Het hoger beroep

4.1
De ouders zijn het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij zijn in hoger beroep gegaan. De ouders vinden dat het hof de beschikking van de rechtbank moet vernietigen en een omgangsregeling tussen hen en [de minderjarige] dient vast te stellen waarbij in het komende half jaar stapsgewijs de omgang wordt uitgebreid (hersteld) naar twee uur per twee weken, alsmede een extra dagdeel in de zomervakantie en kerstvakantie op een locatie in onderling overleg tussen de ouders en de pleegouders af te stemmen, althans om een omgangsregeling vast te stellen die het hof in het belang van [de minderjarige] wenselijk voorkomt. Ter zitting hebben de ouders hun verzoek in hoger beroep verduidelijkt en gezegd dat met stapsgewijs wordt bedoeld dat de uitbreiding eerst met een half uur zou moeten zijn.
4.2
De GI is het niet eens met het verzoek van de ouders. De GI vraagt de beschikking van de rechtbank in stand te laten.

5.De rechtszaak bij het hof

5.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het beroepschrift van 14 augustus 2023 met bijlagen, en
  • het verweerschrift van de GI met bijlagen.
5.2
De zitting bij het hof was op 21 november 2023. Aanwezig waren:
  • de ouders met hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de raad en
  • de pleegmoeder van [de minderjarige] .
Het hof heeft aan een persoonlijk begeleider van de ouders bijzondere toegang verleend om de mondelinge behandeling als toehoorder bij te wonen.

6.De redenen voor de beslissing

beslissing
6.1
Het hof is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank moet blijven gelden. Hierna zal het hof uitleggen waarom het hof het eens is met de beslissing van de rechtbank.
de redenen voor de beslissing
6.2
[de minderjarige] staat onder voogdij van de GI. Tot de taak van de voogd behoort onder andere het in acht nemen van het recht van de ouders op omgang met [de minderjarige] , voor zover dit niet in strijd is met de belangen van [de minderjarige] .
6.3
In artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat onder andere dat de rechter op verzoek van de ouders of van één van hen een omgangsregeling kan vaststellen. Artikel 1:377a BW moeten zo worden uitgelegd dat de daarin aan de ouders toegekende bevoegdheid de rechter te verzoeken een regeling over de uitoefening van het omgangsrecht vast te stellen of te wijzigen, dan wel het recht op omgang aan een ouder te ontzeggen, mede aan de gecertificeerde instelling toekomt die de voogdij uitoefent. [1]
6.4
Evenals de rechtbank is het hof na eigen onderzoek van oordeel dat de huidige omgangsregeling, waarbij de ouders [de minderjarige] één keer per maand gedurende één uur begeleid zien, op dit moment de meest haalbare regeling is. Hoe begrijpelijk de wens van de ouders is om meer omgang te hebben met [de minderjarige] en dit de ouders door alle betrokkenen ook wordt gegund, is uitbreiding van de omgangsregeling op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van [de minderjarige] .
Weliswaar staat vast dat [de minderjarige] bij de pleegouders stappen heeft gezet in haar ontwikkeling, maar dat neemt niet weg dat zij een forse verstandelijke beperking heeft en haar sociaal-emotionele ontwikkeling lager is dan haar kalenderleeftijd. [de minderjarige] vindt het fijn om de ouders te zien, maar de omgangsmomenten leiden bij [de minderjarige] tot veel onrust en spanning. Zij wil het graag goed doen voor de ouders. De pleegouders merken op dat [de minderjarige] op haar tenen moet lopen en dat zij in het weekend ná de omgang haar emoties kwijt moet: zij huilt dan veel, is boos en plast in haar broek. De pleegmoeder heeft op de zitting verteld dat zij de ouders meer omgang met [de minderjarige] gunt, maar de huidige omgangsregeling is voor [de minderjarige] én voor de pleegouders op dit moment het hoogst haalbare. De gedragsverandering van [de minderjarige] na de omgang ontregelt namelijk ook het pleeggezin. Ook daarmee moet rekening worden gehouden, want het is voor [de minderjarige] van groot belang dat haar vertrouwde opvoedsituatie bij de pleegouders blijft bestaan en voor haar veilig is. Omdat de bezoeken om de vier maanden worden geëvalueerd, is gewaarborgd dat de GI blijft monitoren dat de frequentie en de invulling van de omgangsmomenten aansluiten bij de mogelijkheden en behoeften van [de minderjarige] .
conclusie
6.5
Het hof zal de beslissing van de rechtbank in stand laten.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van
22 juni 2023 en
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, M.P. den Hollander en S. Kuijpers en is op 14 december 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:943